Leo werd geboren in het Midden-Limburgse Sevenum aan het eind van de 19e eeuw, om precies te zijn op 20 november 1899. Het was een groot gezin en de kost werd verdiend met boeren. Toen Leo 10 jaar was, vond vader het beter, dat hij ook maar naar een ander boerengezin ging, dan kon hij nog wat verdienen en er was weer een mondje minder te vullen. Zo kon het gebeuren dat hij met zijn 10 jaren terecht kwam bij een boerengezin in Herkenbosch.
Tegen een loon van 10 cent per week en de kost kon hij op de boerderij meewerken. School? Dat was een andere kwestie. Al vlug werden de werkzaamheden zwaarder en moest hij alleen met paard en ploeg naar het veld. Vaker dan eens heeft hij voorbijgangers moeten vragen hem te helpen met het omtrekken van de ploeg, want daar was hij nog niet sterk genoeg voor. Zo sleepten de jaren zich voort. Inmiddels had hij een oogje laten vallen op een struise boerendochter, ook afkomstig uit Herkenbosch. Haar vader was al vroeg overleden en zij kwam terecht in een gezin, waarvan de vrouw des huizes, onderwijzeres was.
Later ging zij nog enige tijd naar het zusterklooster in Koningsbosch. Hier leerde zij de Franse taal en bijvoorbeeld ook citer spelen. Maar zo als dat altijd gaat, huisje, boompje, beestje, huwelijksfeestje. De boerenknecht van weleer zocht en vond een baantje op de bruinkoolfabriek. De Carisborg. Zij gingen wonen in Heerlen boven een winkel. Niet veel later, werd er besloten een huis te bouwen. Via een openbare veiling werd aan de Zandweg een stuk grond gekocht, groot, 7 aren en 50 centiaren. De koopprijs bedroeg 540 keiharde guldentjes!!!
De verkoper was Alphons Eduard Antoine Joseph Scheepers, ook afkomstig van de Heerlerbaan. Later zou een zoon van Scheepers nog de bekende huisarts Scheepers worden. Hier moest hun eigen huis komen. We schrijven dan juli 1931. Om de kosten te kunnen betalen sloot Leo een hypothecaire geldlening af van 3000 gulden. De rente bedroeg toen 5 ½ %. Voor de aflossing diende Leo ieder kwartaal een bedrag van 37.50 gulden te betalen…
Aannemer Horbach (ook geen onbekende op de Heerlerbaan) voerde de werkzaamheden uit. Inmiddels was Leo van werk veranderd. Hij had zich gemeld op de Oranje Nassau I. En omdat hij “boer” geweest was, werd hij aangenomen om ondergronds met de paarden te werken. Zo kabbelde hun leven verder. Leo was de grote hulpbaken aan de Zandweg. Menig brommertje, strijkijzer, fiets of wat dan ook werd door Leo gerepareerd.. “Lei wat kries ste? “ “Och , lot mer zitte jong”. Zo ging het meestal ook.
Inmiddels werkte Leo in het ketelhuis van de O.N.I, ofschoon hij al erg veel last had van astma. In de oorlog was Leo de grote tabaksmokkelaar. Hij haalde de shag in Belgie. Thuis werden uit de zak twee merken geproduceerd, Haantje en Boontje. Vaker dan eens wilde de klant, Haantje, maar als dat “uitverkocht” was, dan moest je niet met Boontje aankomen, want dat was maar troep… Leo stond voor niets.
Toen het ziekenhuis aan de Putgraaf werd afgebroken, wilde zijn schoonzoon Jeu een stalen balk kopen, maar vervoer was even iets anders. Leo haalde bij “ Koeppe Frank” (de bijnaam voor boer Frankort aan de Dr. Clemens Meulemanstraat) paard en wagen en hiermee zou de stalen balk wel vervoerd kunnen worden. Helaas, de balk bleek te lang en schuurde over de grond. Dat kon dus niet. Maar Leo had ook hier een oplossing voor. Hij organiseerde een rolschaats en bond die onder de stalen balk. En zo kon de reis beginnen van de Putgraaf naar de Grasbroekerweg. Aan de tunnel stonden twee agenten, maar Leo groette ze vriendelijk met de woorden; “hoi jonge, sjoeën weer wa? “ De beide agenten moeten wel in gedachten alle wetsartikelen zijn nagelopen of dit wel kon, maar Leo spoorde het paard nog eens aan en de tocht eindigde zonder verdere problemen aan de Grasbroekerweg.
In april 1976 vertrokken Leo en zijn vrouw Leen naar een huurwoning aan de Hendrik van Veldekestraat op de Molenberg. Het huis aan de Zandweg werd verkocht. Op de Molenberg had Leo bij zijn huurwoning toch nog een grote tuin. In 1984 vonden zij het welletjes en mochten hun intrede nemen in het bejaardenhuis, Huize Tobias in het Heezerveld. De oudste dochter Lies, maande nu haar ouders aan, niet achter de geraniums te blijven zitten, maar bijvoorbeeld lekker te gaan puzzelen. Dat was wel een goed idee. Leo greep als eerste de krant en dan na het nieuws gelezen te hebben verdiepte hij zich in de dagelijkse puzzel. Zo ook weer een.
Na heel veel gezucht vroeg Leen of het niet lukte met de puzzel. “ Huj lukt ut neet” “Lot mich mar ins kieke” zei Leen. Zij had per slot van rekening een veel betere opleiding gehad dan Leo, die nauwelijks op school gezeten had. Zo werd er gevraagd naar een zwemvogel met drie letters. Dit had moeten zijn een alk. “ Pap wat has doe hej geschrieëve” Wat is dat. “een”. Dat mot eend zieë. “ Ja mar, dan mot doa nog ing n achter, en dan klopt ut neet” Waarop Leo antwoordde; “ He, he, wee kiekt in inne puzzel noe op éé letterke”.
Ter completering; Leo en Leen waren mijn ouders….
Leuk om te lezen over Alphons Eduard Antoine Joseph Scheepers, waarvan Leo Nelissen in 1931 een stukje grond kocht op de Zandweg in Heerlen. Deze Alphons is mijn overgrootvader van moederskant. Hij was getrouwd met Maria Catharina Elisa van Baal. Nou heb ik hier nog zilveren bestek van Victoire van Baal, getrouwd met Jacobus Gragtmans. Achterop de vorken en lepels staat een teken gegraveerd > GvB en tussen onze bidprentjes zitten de namen van Victoire van Baal en Jacobus Gragtmans, vandaar dat ik vermoed dat het van hen afkomstig is. Ik ben benieuwd naar het verhaal hoe die vorken en lepels bij mijn moeder terecht zijn gekomen en ben dus op zoek naar de relatie tussen deze Victoire en Maria van Baal, beiden geboren in Waalwijk (1852 resp. 1863). En zodoende kwam ik op deze site en kon het niet laten om te reageren. Overigens heb ik het verhaal nog niet gevonden.
Volgens Genlias zijn Victoria Carolina Catharina en Maria Catharina Elisabeth zussen van elkaar. Hun ouders waren Joseph(es) van Baal en Anna Elisabeth Dam. Ik vermoed dat de GvB staat voor G(ragtmans) v(an) B(aal)
Leuk om in het verhaal van boer Frankort mijn overbuurman tegen te komen.IN 1989 kochten wij een stuk grond aan de Clemens Meulemanstraat.Op een bepaalde dag werd er begonnen met de fundering.IK begon de werkzaamheden te filmen,maar op een gegeven moment was de accu van de camera leeg.Dus naar de boerderij aan de overkant,van boer Frankort bleek later.Ik stelde mij voor als de nieuwe overbuurman en vroeg of ik bij hem de accu mocht opladen.Geen probleem,dat mocht en ik mocht gelijk blijven eten want het was al 12 uur.En lekkere boerenmaaltijd met soep,snijbonen en een groot stuk vlees en toetje na.Frankort vertelde dat ze voor 2 dagen hadden gekookt maar door mij aanwezigheid was alles in een keer.Limburgse gastvrijheid.Een paar maanden later kwam het huis ,houtskeletbouw,dat in een fabriek wordt gemaakt en later met een hijskraan op de plaats van bestemming in elkaar gezet.De volgende dag,het huis stond al overeind,maar moest nog wel afgewerkt worden kwam Frankort naar me toe en zei:”IK heb wat meegemaakt,Ik kijk s morgens om half negen uit het raam en er staat niks,ik kijk s middags om 5 uur uit het raam en er staat een huis.Hoe is dat mogelijk.Ik heb toen de bouwwijze uitgelegd.We zijn toen goede vrienden geworden en altijd gebleven
correctie:lees:maar door mijn aanwezigheid was alles in een keer op.Mij moet zijn mijn en het woordje op was vergeten.
Het onderschrift bij de bovenste foto is niet correct. Op de achtergrond is de Staatsmijn Emma te zien. Van links naar rechts schachtbok van schacht 2, daarvoor spitskasten (slikindikkers) van de wasserij, zeverij en wasserijencomplex, schachtbok van schacht 1 (amper zichtbaar), bunkergebouw 1 van de toekomstige cokesfabriek (later Buttner drooginstallatie), watertoren (achtergrond) met daarvoor de in aanbouw zijnde cokesfabriek Emma en wel batterij 1-2 gebouwd in 1916 tot 1919 door Hinselmann met cokeshelling. Deze batterijen werden overdekt gebouwd, zodat de werken onder alle weersomstandigheden konden doorgaan. Deze eerste twee batterijen hadden geen blustoren, zoals bij de latere batterijen 3 tot en met 8 van cokesfabriek Emma en de cokesfabriek Maurits. De cokes uit deze twee eerste Emma-batterijen werd met de hand geblust en met rieken op wagons verladen. Daarnaast de twee gemetselde schoorstenen van het handgestookte ketelhuis (deze waren 110 meter hoog), dan oud ketelhuis met rechts daarvan de oude electrische centrale, dan de eerste koeltoren van hout gebouwd, later omgebouwd in beton en de twee betonnen Iterson koeltorens. De foto moet gemaakt zijn in 1918 en niet 1930. Rechts van de koeltorens het laboratoriumgebouw. Geheel rechts het trafogebouwtje (?). De trein op de voorgrond kan inderdaad bruinkool van de Carisborg hebben vervoerd gezien het jaartal 1918.
Klopt, ik ben van 1943 van de Passart, was ik ook al aan het bekijken, dit was duidelijk de Cokes fabriek van de Emma, pal tegen Treebeek! M.B.T. De trein, er was inderdaad een treinverbinding tussen de Bruinkoolfabriek aan de Terweijerweg in de Passart, daar werden wagons geladen met briketten en via een spoorverbinding naar het rangeerterrein op de foto richting Nuth naar het NS spoor. Toevallig met surfen op deze site terrecht gekomen, prachtig!!!!!!!