Ton Otten verhaalt op sublieme wijze hoe de toenmalige jeugd van Molenberg hun vrije tijd doorbracht in het tijdperk waarin er nog geen computers waren…en al het andere elektronisch gedoe van tegenwoordig nog niet bestond. Ik zou wel eens willen dat sommige dingen nooit uitgevonden waren.Zoals de mobiele telefoon! Wat hèb je nou aan zo’n ding, iedereen beschikt thuis toch over een telefoontoestel? ‘Om altijd en overal bereikbaar te zijn’, wordt vaak gezegd als je er naar vraagt. Moet dat dan, vraag ik me dan af. Ja, ik heb ook zo’n ding maar gebruik ‘m alleen als mijn gewone telefoon het niet doet door een storing bij de kabelaar. Ook neem ik mijn mobieltje mee als ik met de auto op pad moet want omdat ik ook een dagje ouder wordt vind ik het, in geval van pech of een noodgeval, niet prettig om in de regen op zoek te gaan naar een vaste telefoon of een praatpaal.
Blikt Ton in zijn verhalen terug op tollen, hinkelen, rolschaatsen, vliegeren, sjtieken, buslopen, hoelahoep en touwtje springen, zo schreef ik in een vorige aflevering over de speeltuin. Maar er was nóg iets waarmee wij ons in Meezenbroek vermaakten….. ”brommertje spelen”.
Eind veertig, begin vijftiger jaren kwamen de eerste bromfietsen op de markt. “Rijwiel met hulpmotor” was de officiële naam. Nu kon je een Berini-eitje of een Solex zo wel noemen want die waren nog wel als fiets te herkennen en je kon er ook nog gewoon mee fietsen. Dat ging al wat moeilijker met een Kaptein Mobylette of een Victoria waarvan de motor opzij van het achterwiel gemonteerd was.
Veel van die eerste brommers maakten nogal wat herrie met hun knetterende 1-cilinder tweetaktmotor en dat vonden wij natuurlijk schitterend. Wij gingen dus “brommertje spelen” met onze fiets. Daarvoor vouwden we een stevig stuk karton dubbel en bevestigden dat met een wasknijper aan een stang van het voorspatbord. Vervolgens trapten we ons, al knetterend, het apezuur door alle straten van de wijk om met de tong op de schoenen uitgeput thuis te komen.
Vaak moest onze “knettermotor” al halverwege vervangen worden en dat was best lastig en het haalde je uit de concentratie; reden om naar iets stevigers te zoeken. Dat werd een leeg schoensmeerdoosje waarop met elastiek, dat voor het sluiten van weckflessen werd gebruikt, de helft van een wasknijper was bevestigd. Deze ‘constructie’ werd aan de voorvork vastgezet; ik weet alleen niet meer waarmee. Ik weet nog wel dat deze “motor” in de vrijloop gezet kon worden.
Omwonenden moeten wel horendol zijn geworden door de herrie die wij maakten met onze brommerwedstrijden door de buurt, maar we hebben nooit klachten gehad. Althans niet van hen, maar wel van onze vaders want die waren helemaal niet blij met de kromme spaken in de fietswielen. Fietsen met kromme spaken fietst niet fijn, zelf spaken vernieuwen was een tijdrovende klus en dat door een fietsenmaker laten doen kostte geld (dat ons niet op de rug groeide).
Meestal pas jaren later konden we ons een echte brommer veroorloven, eerst nog een zoveelste-hands, maar nadat de mensen meer gingen verdienen kon een nieuwe worden gekocht. Zelf ben ik met een Solex begonnen en de laatste was een Sparta GF-50. Anderen reden op brommers van o.a. de merken Batavus, Germaan, Magneet, Puch, Kreidler, Zündapp, RAP, HMW, Cyrus, DKW, Eysink, etc.
In naam waren dat nog bromfietsen en ze waren voorzien van trappers met pedalen. Maar met echt ermee fietsen kwam je maar een paar meter vooruit want dat ging veel te zwaar. Het leken dan ook meer op motorrijwielen met hun telescopische voor- en achterwielvering en soms dubbele chromen uitlaatpijpen.
En nu……….wie heeft er nog een brommer met twee versnellingen en een buddyseat uit de jaren vijftig in het schuurtje staan?
Oproep
Heeft u nog foto’s van vroeger, van de “brommerwedstrijden”? Stuur ze dan naar info@heerlenvertelt.nl
Wat een leuk verhaal bert! Ook wij maakten onze eigen ” motortjes “. Inderdaad eerst van stevig karton maar later van een schoensmeerblikje van het merk ” erdal “. We draaiden een weckring een paar keer goed strak om het blikje, dan aan de onderkant een hele wasknijperom het elastiek en de spatbordsteun; bovenop een halve wasknijper onder het elastiek; het houtje kwam tegen de spaken en sjezen maar! Zo had ik ooit een bel gekocht die volgens hetzelfde principe werkte; vanaf het stuur kon je die met een kabeltje bedienen. Hartstikke leuk totdat de hele installatie op een kwade dag klem kwam te zitten tussen het voorwiel en ik een doodsmak maakte toen ik in volle vaart de voskuilenweg afscheurde.
Toen het tijd werd voor het echte werk reed ik op de Kaptein-Mobylette van mijn vader. Dat was een automaat . Er zat een groot aandrijfwiel op met een schijfje dat je kon uittrekken zodat je met het geval kon fietsen. Je trapte je dan wel het apezuur. Mijn vriend en ” monteur ” had een solex die we hadden opgevoerd door gaten in de plaat onder het luchtfilter te boren. Ik had de twijfelachtige eer om de eerste snelheidstestrit te mogen maken. Tijdens het rijden schoot de bougiekap los. Ik pakte hem vast en kneep erin om hem weer op de bougie te drukken tijdens het rijden. Helaas voor mij regende het toen….. . Ik kreeg een opsodemieter die ik ‘ s avonds nog in mijn elleboog voelde! De lol was er echter niet minder om!
Ja, mijn moeder had een Solex en mijn vader een Sparta.
Het was 1959, ik was toen 11 jaar oud.
Op een woensdagmiddag had ik de Solex uit de schuur gehaald en stond achter in de tuin. Zette toen het motortje op de band en probeerde ‘m zo aan te duwen. Na een zetje sloeg ‘ie aan maar omdat de gashandel op “vol gas” stond ging de Solex er alleen van door.
Vol tegen de achterdeur, scheur in de deur en de ruit kapot.
Waren mijn ouders heel blij mee!!
Toen ik wat ouder was, denk 14 jaar, heb ik voor 3 gulden een Berini eitje gekocht. Die had ik zo opgevoerd dat hij steeds vastliep.
Toen ik 17 was heb ik Sparta “buikschuiver” gekocht. Die had 3 versnellingen!! Bij de Motor & Rijwielbeurs in de Klompstraat een verstelbare sproeier gekocht en de carburateur uitgeboord.
Haalde makkelijk 70 km/h.
Benzine haalde ik bij Steins in een 10 liter blik en zelf mengen met olie. Was goedkoper dan mengsmering kopen.
Regelmatig moest je de uitlaat “ontkolen”.
Deze Sparta heb ik gereden totdat ik 19 was en m’n eerste auto kocht (Fiat Neckar)
Je had ook toen van die Italiaanse brommers. Weet de naam niet meer.
Ook bij mij in de buurt was eind jaren ’60 een ontmoetingsplaats voor brommers. Dat was op de hoek Hendrik van Veldekestraat – Dr. Schaepmanstraat, voor de etalageruit van de Cooperatie (COOP). Nozems uit de buurt draaiden daar ’s avonds regelmatig warm voor een wedstrijdrondje richting Guido Gezellestraat en terug via het Schaepmanplein. Wij stonden vaak erbij en als ze in een vette walm van tweetaktsmering 1:25 vertrokken waren raapten wij de vaak nog brandende peuken op voor de laatste (en voor sommigen de eerste) trekjes aan een Caballero, Lexington of Roxy “cigaret”
Merknamen die voor ons daardoor nauw verbonden waren met magisch klinkende termen als Royal Nord, Whippet en Flandria.
Soms kwam er wel eens een politieagent op de fiets poolshoogte nemen: “Beurskens” komt eraan” werd er dan geroepen, en het hele spul scheurde alle kanten op, behalve de richting waarheen de roeper had gewezen. Voor ons was dit het teken om naar huis te gaan want die dag zou er zeker niets meer gaan gebeuren……
Excuses redactie / lezers; ik schrijf eind jaren ’60, dat moet natuurlijk zijn eind jaren ’50.
Groet, Bert.
Ja, die “meetings” bij COOP Jegerings weet ik nog wel.
Ik was toen nog niet oud genoeg om mee te doen.
Over de wijkagent:
Jantje Knipperlicht noemden we hem omdat ‘ie altijd met z’n ogen knipperde als hij tegen je sprak.
In de herfst waren we met stokken kastanjes uit de bomen aan ’t gooien in de Jacob van Maerlantstraat. Opeens kwam de wijkagent, wij vluchtten de paadjes in en hij kwam achter ons aan. Zijn fiets stond tegen een kastanjeboom. Omdat wij veel sneller renden waren we weer snel terug bij zijn fiets. We hebben toen van beide wielen het ventiel er uit gedraaid en weggegooid. En van een afstand maar kijken!
Maar hij had ons herkend en bracht ‘s-avonds een bezoek aan onze ouders.
De eerste woensdagmiddag moesten we verschijnen op het politiebureau Akerstraat en een opstel schrijven over wat we hadden gedaan. Tja, toen ging dat nog zo………………….
hee die paps,wat leuk je verhalen,natuurlijk ken ik veel van je verhalen maar het is leuk om terug te lezen,tot snel kus je dochter yvonne xxx
In 1961 werd ik benoemd als onderwijzer aan de Neutrale Volksschool. Ik kwam te wonen op de Heerlerbaan en met mijn fonkelnieuwe felrode Sparta elke dag schoolwaarts. Ik was er erg zuinig op en mocht van meester Haak de brommer neerzetten, onder de trap. Maar wel met een krant er onder tegen het olielekken. De leerlingen vonden het heel gaaf en al spoedig kreeg ik de naam van nozem-meester vanwege de felle rode kleur. En altijd waren er kinderen die graag de brommer van de meester wilden poetsen. Maar wel onder een voorwaarde, na het poetsen een rondje door het wijk achterop bij de meester. Wat heeft de brommer in die tijd geblonken. Later heb ik de brommer ingeruild voor een heuse motorfiets, een NSU, met veel toeters en bellen en nog meer chroom. Nu niet meer in de school stallen maar onder het afdak bij de ingang. Nu waren er nog meer poetsliefhebbers, want dan op een motor achterop na het poetsen, dat was pas jofel! Na de geboorte van de 2e baby heb ik de motor ingeruild voor een Dafje. Maar daar had niemand zin in om te poetsen. Met pijn in het hart heb ik de motor weggedaan. Alleen een foto rest nog.
Hallo A. Spoelstra,
Zeker kan ik mij de apenkooi goed herinneren. Het lag aan de rand van de Brunssummer heide. Ikzelf ben daar veel gekomen i.v.m. crossen met de fiets op de hei ( Zeven heuveltjes, Rode Beek enz. ) met vrienden uit Schandelen. De apenkooi werd toen gerund door de fam. Mattes. Er was voor die tijd een heuse speeltuin met een kabelbaan + een buiten terras met zitjes en er was een soort restaurant waar van alles werd verkocht.
Zoals ijs koffie, frisdrank en snoep. In de zomermaanden was het er erg druk. De houten toren was van de mijn aldaar. Aan de over kant van de weg was een water kraan. We vulden daar altijd de flessen. Ik ben daar terecht gekomen door een klas genoot van me Giel Boshowers. Zijn ouders hadden daar een boerderij rechts van de weg. In de volks mond hoeven Boshowers of Heihof. Door de uitbreiding van de zandgroeven is er veel verdwenen, zo ook de apenkooi. We hebben daar een leuke tijd beleefd.
Hopelijk heb ik U meer info kunnen verschaffen. Heeft U nog vragen, dan belt U mij gerust. Mijn telf.nr is 06 28084544 Groetjes Jan Meijer