De komende weken verschijnen er enkele verhalen over het Dr. Schaepmanplein op de Molenberg. Hierin probeer ik een beeld te schetsen van het leven in de jaren ’40 ( vanaf mijn geboorte in 1946 ) en de jaren ’50.
Dit verhaal is onderdeel van een serie verhalen over het Dr. Schaepmanplein op de Molenberg.
Het was en is nog steeds het oudste plein in de wijk. De woningen werden gebouwd in de twintiger jaren. Het ( mannelijk ) deel van de bewoners bestond bijna geheel uit wat men noemde handwerkslieden: mannen met een laag opleidingsniveau en werkzaam als bv. timmerman, loodgieter, schilder, stukadoor, mijnwerker, elektricien, etc. Ook was er een enkele busschauffeur en vrachtwagenchaufeur.
Zoals in die tijd gebruikelijk was het vrouwelijk deel moeder en huisvrouw. De middenstand was er ook vertegenwoordigd. Laten we een rondje maken langs de toenmalige bewoners van het plein. Voor de volledigheid merk ik op dat de nummers in mijn schema niet de werkelijke huisnummers waren. Dit komt gedeeltelijk doordat een aantal van de woningen zijn gesloopt en ik de echte huisnummers niet meer kon achterhalen.
Nummer 2
Op 1 woonde de familie Thijssen, een gezin met veel kinderen. Vader Piet Thijssen was werkzaam als meubelmaker bij de firma Buck in Kerkrade.
Nummer 4
Op 2 woonde het gezin Otten, vader Jan was schilder bij de firma Van Wersch aan de Emmastraat in Heerlen. Verder bestond het gezin uit moeder Otten en drie zoons.
Nummer 6
Nummer 3 werd bewoond door de familie Reinders, bestaande uit vader Mai die vroeger op de mijn werkte en daarna bij het Limburgs Dagblad, zijn vrouw plus twee kinderen. De vader van Mai, Sjeng, een ex-mijnwerker, was inwonend bij het gezin.
Daarnaast (nummer 8) was de woning van de weduwe Theunissen die er met haar twee zonen woonde; de oudste, Emiel, werkte op de Philipsfabriek. De jongere broer Tinus was verstandelijk gehandicapt. Hij zat vaak in de tuin onder de kersenboom; hij speelde dan op een metalen fluitje een melodietje dat ik nu nog in mijn gehoor heb. Helaas kon hij maar 1 deuntje. Dat bracht hij dan urenlang ten gehore!
Nummer 10
Op nummer 10 was de slagerij van meneer Verwijlen, die later werd overgenomen door het echtpaar Ed en Maria Micheels. Daar kocht mijn moeder de vleeswaren. Er werd om de paar dagen een geslachte en schoongemaakte koe en een varken gebracht die Ed dan verwerkte tot koteletjes en biefstukjes etc. Er waren nog geen elektrische koelingen, dus de voorraad vlees werd bewaard in een grote geïsoleerde houten kast. Regelmatig verscheen de ijsboer met grote staven ijs voor in de ” koelkast “: primitief maar het werkte wel! Met een lange stok waaraan een scherpe pin zat sloeg hij op de ijsstaven en trok ze zo uit zijn vrachtauto. De ijsbrokjes die er dan afsprongen mochten wij opsabbelen. Feest!
De slager had ook een belangrijke sociale functie. De meeste mensen hadden toen nog geen telefoon. Als je moest bellen dan ging je naar de slager. In de gang achter de deur hing een grote zwarte bakkelieten wandtelefoon. Deze was aangesloten op een gespreksteller. Als je wilde bellen dan ging je je melden. De teller werd op nul gezet en lullen maar! Na afloop van je belsessie riep je de slagersvrouw; zij keek hoeveel tikken je had verbruikt en er werd contant afgerekend.Die contante betaling was overigens niet altijd vanzelfsprekend. De werklieden werden aan het eind van de week betaald. Het loon werd op kantoor van de werkgever in een papieren zakje gestopt. ( het zg. ” loëntuutje “).
Als de huisvrouw op donderdag door haar budget heen was, dan kon je bij de slager je vlees laten ” opschrijven “. Dat betekende dat zodra pa met het loëntuutje kwam het openstaande bedrag werd betaald. Geen rekening, geen handtekening en toch nooit gezeur!
Die Ed was een ondernemend baasje! Op een gegeven moment ging hij zijn activiteiten uitbreiden. Hij ging zelf diverse soepen produceren. Die werden in diepgevroren toestand geleverd aan o.a de toenmalige Grand Bazar, gevestigd in het pand van de huidige V & D aan de Saroleastraat in Heerlen. Ook andere bedrijven kochten zijn handel. De soepen werden geproduceerd in een ” fabriekje ” achter de slagerij. Je kon precies ruiken welke soort soep hij op een bepaalde dag maakte. Toen de vraag naar zijn procucten toenam en de productie werd opgevoerd nam ook de overlast toe. Er waren nauwelijks milieuregels maar mede onder druk van de buurtbewoners ging hij een andere locatie zoeken. Op industrieterrein Dentgenbach werd een echte fabriek opgestart. Na verloop van tijd ontving hij een brief van de firma Nestlé uit Zwitserland; hij moest een ander bedrijfslogo hanteren want het zijne leek teveel op dat van Nestlé. Na enige korrespondentie in het Duits ( door mij gevoerd ) werd de zaak tot tevredenheid van beide partijen geregeld.
Nummer 12
Op nummer 12 woonde de weduwe Kockel alleen. Daar kwam later het gezin Sobszack inwonen. Dit was familie van mevrouw Kockel. Een van de kinderen was Eddie Sobszack. Tijdens de vele partijtjes voetbal op het plein vielen zijn kwaliteiten als keeper al snel op. Later zou hij keeper worden in de eredivisie bij V.V.V!
Nummer 14
Daarnaast op 14 vertoefde de familie Habets, een gezin met 5 kinderen; 2 meiden en drie jongens. De jongens leden als ik me goed herinner aan een erfelijke ziekte en zouden al op jonge leeftijd sterven. Zo ook de jongste, Wielie. We waren allebei ongeveer 10 jaar en we zagen elkaar natuurlijk elke dag. Ik kon ” normaal ” spelen en Wielie zat in een, wat we nu noemen, rolstoel. Dat was een blauwe houten stoel met blauwe kunstleren zittingen. Er zaten wielen onder zodat je hem kon verrijden. Op een goede dag kreeg ik het idee om eens wat vaker met hem erop uit te gaan, maar hoe pak je zoiets aan? De oplossing was vrij simpel maar dan ook echt simpel! Ik sloopte een oude kinderwagen zodat allen het onderstel overbleef; een stalen geval met 4 wielen en op de hoeken 4 omhoog gekrulde veren. Pa maakte er een houten plank op en we hadden een ” ideaal ” vervoermiddel. Nu moet ik erbij vertellen dat Wielie altijd zeer correct was gekleed, dus ook de dag van onze eerste testrit.
Ik stelde voor om naar het ” zusterbusjke ” te gaan. Zo gezegd zo gedaan. We sjeesden het paadje af, het bos in; halverwege liep een zijpad naar links. Dat wilden we inslaan maar door de hoge snelheid vlogen we uit de bocht. we tuimelden naar beneden, maar ” gelukkig ” werd onze val gebroken door…. Brandnetels! Toen we beseften dat er geen ernstige schade was aangericht barstten we in lachen uit. Nooit zal ik die gelukzalige lach op het gezicht van Wielie vergeten. Hij had eindelijk eens geleefd zoals een kind van die leeftijd hoort te doen. Vol bulten en smerig togen we na nog wat omzwervingen huiswaarts. De moeder van Wielie schrok eerst maar kon, toen ze zag hoe haar zoontje was opgeleefd en de schade beperkt was tot vuile kleren en bulten, er wel om lachen. Wielie kwam zo ver dat hij vaak met mij erop uittrok. Op zijn simpele karretje kwam hij naar mij toe; hij gebruikte, zittend op de plank, zijn handen die hij op de grond zette. Zo duwde hij zich vooruit totdat hij de ca. dertig meter vanuit zijn tuin naar die van ons had overbrugd. Om mij te laten weten dat hij er was riep hij dan ” wiew, wiew ” Op de dag van mijn Eerste Heilige Communie bracht hij mij een cadeautje: een rozenkrans van roze kraaltjes in een roze plastic doosje. Helaas is mijn vriendje niet oud geworden ( ik dacht een jaar of twaalf ). Zijn dood heeft me lang beziggehouden.
Wordt volgende week vervolgd.
Zoals steeds: ook nu weer een geweldig mooi verhaal, Ton! Je omgang met Wielie vind ik ontroerend.
De architect Jan Stuyt heeft heel veel woningen en gebouwen in Heerlen ontworpen, zoals ook Hotel Ons Thuis/Terminus waar ik heb gewerkt. De staven ijs kwamen, voor zover ik weet, van het depot van de Amstelbrouwerij aan de Kempkensweg.
Ik ben benieuwd naar het vervolg.
Groeten, Bert
Hallo Ton,
Voor mij was jouw verhaal een bevestiging van iets wat me altijd is bijgebleven. Wielie op z’n “rolstoel”.
Toevallig liep ik , wat ik nooit doe, over het kerkhof naar
de stad en vertelde m’n vriend toen het verhaal van Wielie en dat ik in m’n communiejurk meeging naar de
begrafenis, hetgeen toen allemaal te voet ging.
De hele weg naar huis heb ik lopen huilen. Wat ’n impact
heeft dit toch op mij gehad.
groeten.
Ineke.
Hallo Ton,
Geweldig verhaal geworden!
Mooi dat je je dat nog allemaal herinnert.
Veel dingen vallen me pas weer in als ik ze lees.
Ook leuke reacties, b.v. die van Ineke Lusthuis.
Zou graag willen weten wat er van haar geworden is.
Ze had ook nog broers en zussen waarvan ik me de namen niet meer herinner. Hebben we veel lol mee gehad.
Overigens op nr. 30 woonde Harry Brosky. Hij werkte op de boekhouding van de Amsterdamsche Bank in de Oranje Nassaustraat in Heerlen, alwaar ik ook mijn loopbaan begonnen ben.
Kijk met veel plezier uit naar jouw vervolg.
Groetjes van je broer.
Beste Harry,
je vraagt je af wat er met ineke Lusthuis is geworden ze woont nu in de Potgieterstraat, ze heeft 2 broers genaamd Henk die was de oudste daar heb je zelfs nog altijd mee gevoetbalt op het plein samen met sjef Reul, haar tweede broer is hans, dan heeft ze nog een zus genaamd marianne die woont nu op de kerkraderweg en nog een broer die co heet waar die woont weet ik niet,
groetjes Theo de Boer
Die derde broer Ko is in Waubach gaan wonen !
hallo Ineke. Dank voor je reactie. Ik kan me je emotie levendig voorstellen! Wielie was ook zo’ n scheetje; ondanks zijn zware handicap straalde dat joch zo’n levenslust uit. Ik heb heel veel met dat stomme karretje met hem erop over de molenberg gesjeesd. Soms dacht ik wel eens. “ga je niet wat al te entousiast tekeer met dat jong “, maar het kon wielie niet wild genoeg gaan! Hij genoot van elke dag en was altijd zo dankbaar. Ben blij dat ik zijn laatste tijd heb kunnen opvrolijken.
Geweldig idee Ton. Zo even het rijtje af. Sommige namen zeggen mij wel iets dus ik ben benieuwd naar je verdere afleveringen.
dank je wel fre. Als ik het hele rijtje heb afgewerkt komt er een omschrijving van de sociale contacten, de gebruiken en de leefomstandigheden op het plein. Ik wil met mijn verhaaltjes niet de indruk wekken dat het er elders op Molenberg anders aan toe ging. Ik praat zuiver vanuit mijn ervaringen als jeugdige ” pleiner “.
Hartstikke leuk Ton die verhalen.
Ik ben van een paar jaar eerder en woonde in de buurt van jullie plein. Ik kan me wat je beschrijft nog goed herinnneren, en ook dat nest Ottensjes die niet voor een kleintje vervaard waren. Volgens mij maak je voor de nummering op de plattegrond een 90 graden foutje. Als je uit de Guido Gezellenstraat kwam woonden jullie rechts om de hoek net voor de slager en dus niet komend vanuit de Dr. Schaepmanstraat rechts om de hoek. Misschien zit daar de missing link. Ik verheug me op het vervolg.
klopt helemaal Karel. Het was misschien origineler geweest als ik de authentieke huisnummers had gebruikt. De huizen richting Da Costastraat zijn gesloopt en ik kon de huisnummers van die woningen niet meer achterhalen en ook Wonen Zuid had geen gegevens meer. Bedankt vvor je leuke reactie. Groetjes!
De daadwerkelijke huisnummers waren (en zijn):
Beginnend op de hoek Dr. Schaepmanstraat en eindigend op de hoek Da Costastraat – nrs. 1 t/m 17 oneven.
Beginnend op de hoek Guido Gezellestraat en eindigend op de hoek Bilderdijkstraat – nrs. 2 t/m 18 even.
Beginnend op de hoek Guido Gezellestraat en eindigend op de hoek Dr. Schaepmanstraat – nrs. 20 t/m 42 even (3 blokken van 4 woningen).
Beginnend aan de kant Da Costastraat en eindigend aan de kant Bilderdijkstraat – nrs. 19 t/m 49 oneven (3 blokken van 5, 6 en 5 woningen).
In het eerste blok van 5 afgebroken woningen woonde ook nog een familie Joosten. In het tweede blok van 6 afgebroken woningen woonden ook de families Buizerd en Bergmans.
hartstikke bedankt voor de info Jos! Het schema wordt binnenkort aangepast. Groetjes.
Beste Ton Otten,
Uw naam heb ik vaker gehoord van mijn vader zaliger. Toine Meesen. Hij is opgegroeid op het plein. Hij heeft korte tijd bij zijn moeder ingewoond samen met zijn vrouw (mijn moeder) en ik heb er kort gewoond, als baby. Zij ruilden vervolgens met de familie Thijssen (ome Piet en tante Zus). Zij zijn toen bij oma aan wonen en toen oma enkele jaren later overleed, zijn zij op de hoek blijven wonen. Dat was eerste helft 50ger jaren. Ik ben zelf van 1951.
De familie Meesen-van der Mast was rijkelijk gezegd met kinderen nl. 10 !! En mijn vader was no 8 in de rij.
Ik kan mij het cafevan jullie ouders nog herinneren
vooral als wij het zodags naar dekerk moesten gaan .
om twee uur pas thiuis dag mlddag etten groetjes DP
Op nummer 42 woonde de familie Stessen Later verhuisd naar de staringstraat nr.24 Daarna verhuisd naar Simpelveld
Jo Stessen nu wonende in Den Helder
de weduwe theunissen, was mijn oma, emiel leeft nog steeds, Martin(Tinus), is helaas al overleden.
Hoi Ronald, wat leuk om te horen dat jij een kleinkind van Mw. Theunissen bent.
Zou jij oom Emiel de groeten willen doen van mij? Wellicht dat hij zich de familie Otten herinnert…
Helaasis ook mijn oom emiel vorig jaar overleden op 90 jarige leeftijd