Bron: Chris Baltus | Spaarkaart Zilvervloot

Sparen bij “de Zilvervloot”

In het dagelijks leven van de jaren ’50, ’60 en ’70 veranderde er veel. Zo ging ook het betalingsverkeer en het beeld in de keuken en badkamer er heel anders uit zien. De arbeiders kregen hun weekloon uitbetaald in het “loeëntuutje. Aan het eind van de week ging je naar de boekhouder van je firma en van hem kreeg je je loon. Het begrip “bankrekening” bestond voor de “gewone man” niet. Het is nu nauwelijks nog voor te stellen maar alle betalingen die je in een huishouden moest doen vonden plaats aan de deur.

Dit verhaal is onderdeel van een serie verhalen over het Dr. Schaepmanplein op de Molenberg.

De ziektekostenverzekering zat vrij simpel in elkaar.
Tot een bepaald grensbedrag was je “fondspatient”; dat hield in dat er (niet al te ruime) voorzieningen m.b.t. ziektekosten waren (denk aan de uitdrukking “ziekenfondsbrilletje”). Kwam het inkomen boven dat grensbedrag dan kwam je in de particuliere verzekering. Deze verzekerden genoten meer faciliteiten. Ook hoefde je bij bezoek aan een specialist in het ziekenhuis minder lang te wachten (heb ik zelf meerder keren ervaren). Je betaalde wel meer premie maar ongeveer de helft werd door veel werkgevers vergoed.

Bij ziekenfondsverzekerden werd de premie wekelijks thuis geïnd. “D’r maan van ’t AZM” kwam aan de deur, je betaalde en deze betaling werd opgeschreven in het groene AZM-boekje. Op ongeveer dezelfde wijze werd ook de huur betaald.

De Zilvervloot
Voor de brand-en diefstalverzekering kwam weer een ander mannetje aan de deur. De ouders die het konden betalen lieten de kinderen sparen bij “de Zilvervloot“. Elke zondag ging je met een bepaald bedrag naar (als ik het me goed herinner Meneer Wordragen) in de Jacob Van Maerlandtstraat. Die hield bij hoeveel je had betaald. Als je ouder was geworden, ik dacht 16 jaar, dan kreeg je je inleg terug. Deze werd dan, als ik het goed heb, verdubbeld door “de Zilvervloot“.

Bron: Chris Baltus | Spaarkaart Zilvervloot
Bron: Chris Baltus | Spaarkaart Zilvervloot

Luistergeld betalen
Als je in het bezit was van een radio-toestel moest je het z.g. “luistergeld” betalen. Als bewijs dat je had betaald kreeg je een kaart, waarvan de kleur en het motief per periode verschilden. De radio’s waren in die tijd aan de voorkant bespannen met een stoffen voorfront waarachter de luidspreker zat. Op dat voorfront was een raster van touw gespannen. Hierachter werd de luisterkaart meestal bevestigd.

Snelle veranderingen in keuken en badkamer
Langzaam maar zeker begonnen er veranderingen in het dagelijkse leven te komen. Het tijdrovende en inspannende handmatige wassen van het wasgoed behoorde tot het verleden. Er kwamen elektrische wasmachines; eerst houten apparaten met een joekel van een elektromotor. De was werd door een wringer gehaald om het meeste water eruit te wringen alvorens ze aan de waslijn te drogen werd gehangen. Later kwamen er veel kleinere metalen wasmachines voor in de plaats. Gedroogd werd er in een centrifuge. Wat moet dat een plezier zijn geweest voor de huisvrouwen!
Ook de kolenkachels en -fornuizen werden vervangen. In plaats hiervan werden gaskachels geïnstalleerd, zowel in de woonkamer als in de slaapkamers.
Weg met het kolenhok, de kolenkit en het houtjes kappen, weg met koude voeten in een ijskoud bed.
Weg met de wekelijkse wasbeurt in de “buut”, de ketels heet water voor de afwas en het wasgoed! Er werd een geiser geplaatst; één draai aan de knop en je had warm water. Kon het nog gekker? Jazeker: in Heerlen werd een badhuis geopend. Tegen betaling van een paar dubbeltjes kon je daar heerlijk warm douchen. Wel je eigen handdoek meenemen!

Bron: Rijckheyt.nl | De komst van de gaskachel betekende ook het begin van het einde voor de mijnbouw in Limburg. Foto: Het wegscheppen van losgemaakte kolen in de Beierkettingtransporteur (ook wel schraper genoemd) in een pijler van de Oranje-Nassaumijn I. De mijnwerker is Bertus van Os uit Voerendaal.
Bron: Rijckheyt.nl | De komst van de gaskachel betekende ook het begin van het einde voor de mijnbouw in Limburg. Foto: Het wegscheppen van losgemaakte kolen in de Beierkettingtransporteur (ook wel schraper genoemd) in een pijler van de Oranje-Nassaumijn I. De mijnwerker is Bertus van Os uit Voerendaal.

De drie- of vijfpoots gasstellen verdwenen en maakten plaats voor mooie wit-metalen kookplaten. De balatum in woon-en slaapkamers met daarop een karpet werden verruild door vaste vloerbedekking. Een nieuwe generatie houten meubels werd aangeschaft. Hier en daar verschenen de eerste televisie-toestellen, er werd een telefoon aangeschaft, mannen en een enkele vrouw gingen het rijbewijs “halen”, kortom, de wereld werd kleiner en een stuk aangenamer.

Tot slot
Betekent dit nu dat “alles vroeger beter” was? Absoluut niet. Men was wel sneller tevreden met wat je had. Doordat alles minder snel beschikbaar was leerde je spaarzaam en vindingrijk te zijn. Improviseren was vaak noodzakelijk. Spullen die kapot gingen werden gerepareerd en niet meteen afgeschreven en vervangen. Toch ben ik blij dat ik die tijd heb mogen meemaken. De waardering voor de zegeningen van de moderne tijd is er niet minder om!

Ik hoop dat ik met mijn beschouwingen van de afgelopen weken een beetje inzicht heb verschaft in het leven van alledag van mijn jeugd.

Met dank aan allen die mij geholpen hebben feiten en herinneringen uit vroegere tijden boven water te krijgen!
Ton Otten.

Ton

Ton Otten is in 1946 op de Molenberg geboren. Na 6 jaar Broederschool heeft hij 4 jaren op de St.Henricusmulo gezeten. Daarna ben is Ton naar de Luchtmachtkaderschool in Arnhem gegaan waar hij na een opleiding van 27 maanden bevorderd werd tot sergeant. Na op diverse Nederlandse vliegvelden te zijn gelegerd heeft Ton de dienst na bijna 7 jaren verlaten. Het ABP werd in 1970 zijn nieuwe werkgever, eerst in Den Haag en in 1972 in Heerlen. Daar heeft hij tot 2002 gewerkt. Toen kwam Ton in de WAO. Sindsdien houdt hij zich bezig met het repareren van klokken en met het schrijven van korte verhalen en gedichten, het liefst in het "plat". Het schrijven voor "Heerlen Vertelt" ziet hij als een leuke mogelijkheid om een steentje bij te dragen aan het doorgeven van een stukje geschiedenis aan jong en oud.

5 gedachten over “Sparen bij “de Zilvervloot””

  1. Die stoffen voorkant van radio’s kan ik me nog herinneren, ik heb echter nooit geweten, dat daar ook een luisterkaart in ging. Tot wanneer is dat zo geweest? De term kijk- en luistergeld is natuurlijk bekend. Toen ik ging studeren in Amsterdam, kwam ik na een jaar bij een hospita te hebben gewoond, in een studentenflat in Diemen terecht. Eigenlijk moesten we natuurlijk kijkgeld betalen maar ja, in een gemeenschappelijke ruimte stond een TV waar iedereen naar keek maar niemand voelde zich natuurlijk geroepen dat kijkgeld te voldoen. (a-sociaal, ik weet het) Soms gonsde het door de gangen, dat er gecontroleerd werd en dan werden er verdacht veel grote pakketten in vuilniszakken naar de bergingen gebracht. Op een gegeven moment werd er verteld, dat, als je zo een TV in aluminiumfolie verpakte , dat ze dan niet op te sporen waren. Dit werd ook op dezelfde radio verteld, waar je zwart naar luisterde. Dit bleek een één- aprilgrap te zijn geweest. Naar het schijnt is de verkoop van aluminiumfolie in die periode gigantisch gestegen. Dus voordat een pot een ketel iets verwijt…..
    De kolen werden door de kolenboer gebracht. Voor ons huis waren een paar roosters en daar werd dan de inhoud van de zakken in gekieperd. Ik herinner me de kolenboer nog (weet zijn naam niet meer) Forse man, iets minder egaal zwart dan Zwarte Piet, zak over de schouders, sigarenstompje tussen de lippen. Soms, als ik als kind stond te kijken haalde hij met zijn zwarte hand (hoe kan het anders) een pruim uit zijn zak, wiste hem aan een even zwart giletje af en gaf hem vervolgens aan me. Omdat zand toen nog de maag schuurde, zo leerde je, stoorde ik me daar niet echt aan en liet het me smaken. Voor het huis stond dan paard en wagen met de kolen. De knol, met oogkleppen (worden nu ook nog veel gebruikt) kreeg de haverzak om en stond lekker te kauwen. Het kolen halen voor de kolenkachel in de “zondagse kamer” of voor het fornuis in de keuken (met die ringen en altijd een ketel erop) gebeurde met de kolenkit. Die liep taps toe zodat je goed kon scheppen. Wat er dan gebeurde, is nog mooi verwerkt in de prachtige film “the Reader/ der Vorleser. (Kijk maar) Als ik de meestal door een schaars peertje (gloeilampje) verlichte kelder inging als kind, floot ik vaak om mijn eigen angst te verdrijven. Deed wat ik moest doen en ging dan steeds sneller en met rillingen naar boven. Er zaten natuurlijk nogal wat spinnen in verschillende grootten en dito webben. We zaten meestal in de keuken (is bij veel mensen ook weer in, alleen meestal iets luxer en er wordt soms niet meer in gekookt)
    Aan de deur kwamen buiten de kolenboer ook de petroleumman wel eens met een soort handkar, de melkboer, die in het begin de melk in kannen schonk en naderhand met een blauw VW-busje met ijzeren kratten met verschillende diktes en grootten flessen met gekleurde doppen. Verder de bakker (‘wils ze inne hanekam’, zei mijn moeder wel eens). Door de straat kwam de voddeboer (loemele, loemeleee!), de schilleboer, en natuurlijk de oud-ijzerman. Toen ik mijn kinderen`jaren later een lol dacht te doen met ze naar “Stiefbeen en Zoon” te laten kijken was er totaal geen herkenning. Ze hadden een totaal ander referentiekader, helaas. De “buut” was voor mij als jongetje van ongeveer zes, gewoon een afwastijltje waar ik net met mijn voeten in kon staan. Zo werd je dan gewassen. Heerlijk, toen er naderhand een douche gemaakt werd op de overloop, alleen jammer, dat je soms eronder stond en dan was het warme water op.

  2. hoi Wim. Ik weet niet meer wanneer die kaarten voorr het luistergeld werden afgeschaft. Leuk overigens hoe jij de tijden van toen beschrijft. Moet je vaker doen! Groetjes. Ton Otten.

  3. Hallo Ton, het leuke is, dat jullie verhalen (Ton, Bert, Harrie e.a) een hoop sluimerende herinneringen wakker maken. Ik hoop, dat ik dat ook bij anderen zal doen. Ik doe nog geen gedegen veldwerk, zoals ik dat in sommige van jullie stukjes zie (en dat vind ik heel interessant), maar ik kijk wat onbevangen met de ogen van het kind, dat ik toen was (in meerdere leeftijden uiteraard) Er sluipen dus vast onjuistheden in of dingen, die misschien op een andere plek thuishoren (ik probeer het te vermijden), maar ik probeer de waarheid geen geweld aan te doen. Zo heb ik volgens mij de “Hollandia” en de “Scala” verwisseld of anders gelokaliseerd. het verhaal op zich, de beleving, blijft even intens. Ik dank je voor je inspiratie, groet, Wim.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.