Het was een verrassing om in het themanummer (2011-3) over WO II van het historisch tijdschrift Het land van Herle de naam van mijn vader, Harmen Bockma (1901-1981), als verzetsman te zien vermeld. Dit in het kader van een gedegen artikel van Marcel Krutzen over dominee G.J. Pontier, van 1914 tot 1949 gereformeerd predikant te Heerlen. Hij beschrijft ondermeer de rol van onze dominee als wegbereider voor de activiteiten van de NV-verzetsgroep, die vanaf zomer 1942 ruim 200 Joodse kinderen liet onderduiken in de Mijnstreek, later ook in Gelderland en Twente. Leider en oprichter van de groep was de toen 29-jarige Amsterdammer Jaap Musch, die in dat jaar chemisch analist werd bij de Staatsmijnen.
Krutzen schrijft: ´Via ds. G.J. Pontier wist hij in Heerlen en omgeving onderduikadressen te organiseren. Via Pontier kreeg hij ook onderdak bij de mijnwerker H. Bockma en zijn gezin. De Bockma’s woonden in een boerderij aan de rand van Heerlen (Heerlerbaan). Later werd Bockma de spil van de Heerlense onderduik’. Hierbij teken ik aan, dat mijn vader een belangrijke spil was, maar niet de enige.
Ik was 9 jaar toen Jaap Musch bij ons kwam wonen. Hij betrok de zolderkamer van mijn oudste broer Jan (1921-1944), die in mei 1942 plotseling was verdwenen om aan arrestatie te ontkomen – helaas zonder afscheid te kunnen nemen van de hele familie. Wij wisten dat hij naar Engeland wilde, om van daaruit tegen Hitler te vechten.
Wij woonden aan de Corisbergweg aan de rand van Heerlerbaan, in een eeuwenoude boerderij die mijn vader huurde van de familie Bruls. Tegenwoordig heet de inmiddels mooi gerestaureerde hoeve De Droepnaas, weer bewoond door nakomelingen van de familie Bruls. De huidige naam van het huis herinnert aan de bron van de Caumerbeek, waar in de Romeinse tijd al water werd gehaald.
Mijn ouders waren in 1923 met twee kleuters – Jan en Rins – uit Friesland naar Limburg gekomen, waar vader ondergronds machinist werd in de particuliere mijn Julia te Eygelshoven. De zeven jongere kinderen zijn in Limburg geboren. In 1938 verhuisden we van een mijnwerkerswoning op de Molenberg naar de boerderij te midden van het groen. Heerlerbaan en het buitenleven openden voor ons een nieuwe wereld. Aanvankelijk vormden wij een rariteit: een groot gereformeerd en Fries sprekend gezin, in een Limburgse boerderij, in een geheel katholiek en Limburgs sprekend dorp. Toch waren we er spoedig thuis. Hoewel we dagelijks (lopend) naar de gereformeerde Talmaschool aan de Bekkerweg gingen, en zondags twee keer (lopend) naar de gereformeerde kerk naast de school, kregen we toch vriendjes en vriendinnetjes in de buurt. De bejaarde vrijgezel ‘Nonk Peter’ Bruls kwam vaak een kop koffie halen bij mijn moeder, en las zelfs met ons de verhalen in de protestantse kinderbijbel. Onze herinneringen tot en met het nog rustige eerste oorlogsjaar kun je idyllisch noemen.
Het begin van de onderduiking
Met de verdwijning van onze grote broer veranderde het leven, we mochten er met niemand over praten. Toen enkele maanden later Jaap Musch bij ons kwam wonen, kregen we ook de eerste Joodse onderduiker – een 15-jarige jongen – als huisgenoot; zijn zusje werd opgenomen in het gezin Pontier. Spoedig al werd de boerderij een doorgangshuis voor Joodse kinderen uit Amsterdam, die een nacht of enkele dagen bij ons verbleven tot ze naar hun permanente onderduikadres gingen. Dat was aanvankelijk vooral bij gereformeerde gezinnen, maar allengs deden ook katholieke gezinnen mee. Zo herinner ik me een meisje dat terecht kwam in het gezin van de bekende Heerlense architect ir. F. Peutz. Mijn vader, en oudste zuster Rins, werden steeds actiever in de NV-verzetsgroep. Wij, de kinderen, kregen het consigne om niet meer andere kinderen mee te nemen om bij ons te spelen. Evenmin mochten we nog met andere kinderen mee naar huis gaan om bij hen te spelen. We moesten zwijgen, desnoods liegen. Wij moesten er op letten dat de voor- en achterpoort steeds dicht waren.
De affectie van onze moeder, Saakje Bockma-Jelsma, moesten we uiteraard delen met de Joodse kinderen die soms ontredderd aankwamen. Toch zijn er ook dagen geweest dat er plezier was en er gelachen werd, met de jonge Amsterdamse leden van de NV-groep, maar ook met de Joodse kinderen met wie wij wel konden spelen, op de ‘hof’ (de binnenplaats).
Tot najaar 1943 was ons huis het sociale centrum van de NV-groep, daarna werd het huis van de familie Vermeer in Brunssum het hoofdkwartier. In Brunssum en Treebeek werden ook weer tientallen duikadressen gevonden. Allen, die actief waren betrokken bij de NV-verzetsgroep, zijn in later jaren onderscheiden met de medaille van Yad Vashem.
In het artikel van Marcel Krutzen in Het land van Herle is ook sprake van de aardappelhandelaar, NSB-er, Landwachter en ‘Jodenjager’ Mathias Raeven, die meerdere mensen de dood heeft ingejaagd; zie hiervoor het standaardwerk Het verborgen front over het Limburgse verzet van de historicus dr. A.P.M.Cammaert. Door verraad had deze Raeven in juni 1944 een jong Joods echtpaar, ondergedoken bij de familie Hellenbrand op de Molenberg, gearresteerd. Ook de heer Hellenbrand werd meegenomen, hij heeft het concentratiekamp overleefd. De Joodse baby Liesje was door Raeven bij de inval echter over het hoofd gezien. zij is toen bij ons opgenomen en tot augustus 1945 bij ons gebleven. In die maand werd zij op wonderbaarlijke wijze herenigd met haar ouders, die ook het concentratiekamp bleken te hebben overleefd. Liesje – het jongste NV-kind van toen – woont nu in Jeruzalem, zij is grootmoeder.
Lees verder
Lees ook het vervolg op: Herinneringen aan de boerderij aan de Corisbergweg in de Tweede Wereld Oorlog
Wat een boeiend verhaal. Wat zullen een hoop mensen constant tussen angst en vrees hebben geleefd. Zelf kinderen in huis hebben en dan onderduikers opnemen. En dan te weten, dat één vergissing fataal kan zijn. Wat een verantwoordelijkheid ook voor die kinderen. Ik heb ontzettend veel bewondering voor de mensen van het verzet, daar kun je niet voor leren denk ik. Het komt op je weg en je moet stantepede een beslissing nemen. Hoeveel mensen durven nu in te grijpen, als er in hun nabijheid iets gebeurd? De angst voor je eigen hachje is meestal overheersend (en menselijk natuurlijk) Overigens denk ik, dat er ook nog wel veel verhalen te vertellen zijn door kinderen, wier ouders bij de NSB waren. (Je hoort mij overigens niet oordelen). Propaganda en hersenspoeling gaan geraffineerd. Dat en dan geen toekomst zien of geen middelen van bestaan hebben, maakt de verleiding groot als je denkt je daaraan te kunnen onttrekken.
Ik had op de Nutschool (1949-1952) een vriendinnetje die Greetje de Wever heette. Later hoorde ik dat haar voornaam eigenlijk Mirjam was en dat de familie De Wever van de Meezenbroekerweg haar als (joods) pleegkind in de familie had opgenomen. Mirjam is na de oorlog naar Israël geëmigreerd. Haar echte achternaam weet ik niet.
opa bockma fammillie van mij dit allle is best speciaal om te weten
Lees svp het boek van Herman van Rens “Vervolgd in Limburg”over deze vreselijke tijd.
Hierbij een link naar Harmen Bockma met een foto van het gezin Bockma: http://www.verzetsmuseum.org/museum/nl/tweede-wereldoorlog/themas/dag-pap-tot-morgen/kinderengered,in_onderduik/meer_verhalen
Ik herinner mij de journalist Harmen Bockma nog redelijk goed. Mijn vader Johan van der Woude (1919-1997) was in zijn journalistieke jaren in Heerlen actief voor de PvdA. Er herinner mij ontmoetingen met hem in de Ovidiusstraat in Heerlen. Hij was een joviale man, net als mijn vader.
Maar de relatie was niet wat die wezen moest. De PvdA en de NVV zagen Het Vrije Volk als hun partijkrant, zoals het Katholieke volksdeel de Volkskrant claimde. Het heeft Het Vrije Volk uiteindelijk de kop gekost en de Volkskrant heeft z’n onafhankelijkheid weten te bevechten, en met succes
Hierbij twee foto’s van mijn vader: http://www.panoramio.com/photo/24827832; http://www.panoramio.com/photo/44686494