Dit is deel twee van “Herinneringen aan de boerderij aan de Corisbergweg in de Tweede Wereld Oorlog“
Na de invasie
In de maanden na de geallieerde invasie in Frankrijk – de bevrijding leek soms binnen handbereik – waren spanning en angst in de boerderij voelbaar. Mijn vader kreeg van een Heerlense politieman de waarschuwing dat er iets dreigde. Meteen verdwenen onze drie volwassen Joodse onderduikers tijdelijk, evenals mijn vader en oudste zuster. Op een middag in die week kwam Raeven met zijn aardappelkar langs – niet in zijn zwarte Landmachtuniform – en vroeg aan mijn moeder (die de blonde Liesje op de arm had): ‘Frau Bockma, wo sind die Juden?’. Mijn moeder bracht geen woord uit, kon doen alsof ze hem niet verstond. De inval is uitgebleven, want Raeven had kennelijk alleen vermoedens.
Er waren feiten nodig om te kunnen optreden, daartoe maakte hij gebruik van verraad. Hij bereikte dat, door met de klanten langs zijn aardappelroute praatjes aan te knopen; het moet hem op de dichtbevolkte Molenberg gelukt zijn om misschien onbewust vertelde aanwijzingen te combineren. Uit onze vesting – die nu De Droepnaas heet – kwam echter niets naar buiten. Het was zelfs zo, dat sinds 1943 het gerucht ging dat de familie Bockma ‘fout’ was!
Soms klonken door de openstaande ramen van de huiskamer muziekklanken van ons huisorgel naar buiten. Er waren mensen die daaraan de overtuiging ontleenden dat wij onze radio nog hadden, terwijl iedereen van de Duitsers in 1943 zijn radio had moeten inleveren. Het daaruit ontstane tweede gerucht was lelijker. Het praatje ging namelijk rond, dat onze Jan er niet meer was, omdat hij zich als vrijwilliger zou hebben gemeld voor het Duitse ‘Oostfront’ om tegen de Russen te vechten. Mijn vader droeg ons op dat niet tegen te spreken, alleen maar te zwijgen. Sommige mensen, met wie wij voorheen een goede burenrelatie hadden, keken ons met de nek aan en groetten niet meer. Voor ons kinderen was het een hard gelag, maar mijn vader zag terecht het element van bescherming dat werd opgeleverd door die kletspraatjes.
Een navrant toeval was, dat inderdaad een jonge zoon van naaste buren als vrijwilliger naar het Oostfront was gegaan, waar hij is gesneuveld. Maar de ouders van die jongen, Bart, hielpen ons wel uit de nood, als er thuis opeens te weinig bedden waren doordat er verscheidene Joodse kinderen tegelijk aankwamen. Enkele malen hebben mijn toen 13-jarige zusje Annie en ik bij die buren – goede mensen – de nacht doorgebracht, als onze eigen bedden niet beschikbaar waren.
Jaren later, op 4 mei 1966 (het eerste jaar van prins Claus), was ik met mijn ouders bij de nationale herdenking met de koningin in Amsterdam. Na afloop gingen we samen koffie drinken op het Rokin. Ik vroeg aan mijn zwijgzame moeder: ‘Waar denkt Mem aan?’. We waren daar geweest om in de eerste plaats onze Jan te herdenken. Maar het verrassende antwoord was: ‘Ik denk aan Bart, die arme jongen’…
In voorjaar en zomer 1944 liep ik als 11-jarige dagelijks de route naar de Talmaschool (Corisbergweg-Onderste Caumer-Kaldebornweg-Heesberg) met gelaten gevoelens van angst. Op de hoek van de Kaldebornweg-Heesberg greep ik dan de hand van mijn onbekommerd pratende broertje Marten (9), tot we het huis van de daar wonende, gehate en gevreesde Raeven waren gepasseerd. In de zomervakantie, op 14 augustus, waren we in het Sportfondsenbad aan de Valkenburgerweg, toen iedereen opeens naar huis werd gestuurd. Op straat vernamen we wat er aan de hand was. Raeven was op klaarlichte dag doodgeschoten, op de Molenberg, bij zijn aardappelkar. Zingend kwamen we thuis: ‘Raeven is kapot, Raeven is kapot!’. We waren kinderen, ja. Maar alle kinderen in die tijd zongen het liedje ‘Tommy kom, gooi een bom, op Berlijn, dat vind ik fijn!’ – als hoog in de lucht de geallieerde bommenwerpers in oostelijke richting overvlogen. (‘Tommy’ was de populaire naam voor Engelse soldaten).
De bevrijding
We hebben de bevrijding, op zondag 17 september 1944 – die glorieuze dag – heelhuids gehaald, met vijf Joodse onderduikers : drie volwassenen en twee kinderen. De onvergetelijke Jaap Musch, onze tijdelijke broer, die met zijn mooie bariton zangstem met ons meezong bij het orgel, hadden we sinds april 1944 niet meer gezien. Pas in 1945 hoorden we, dat hij in Twente – waar hij samen met de familie Flim ook Joodse kinderen had ondergebracht – in september 1944 was gearresteerd, mishandeld en gedood.
Voor ons begon het wachten op de ongetwijfeld triomfale terugkeer van onze oudste broer Jan. Pas in juni 1945 kwam er een bericht van het Londense BBO (Bureau Bijzondere Opdrachten), dat hij was vermist tijdens een missie als geheim agent naar bezet gebied, in juli 1944. Hij was toen 22. In augustus 1945 vond mijn vader zijn graf in Makkum, Friesland. Eind september 1945 werd hij op een regenachtige dag met militaire eer herbegraven op de begraafplaats aan de Akerstraat. Tien jaar geleden zijn, op initiatief van de Oorlogsgravenstichting, zijn stoffelijke resten overgebracht naar de nationale erebegraafplaats te Loenen. Het grafmomument is deels , dankzij oplettendheid van Peter Pauwels uit Palemig voor vernietiging behoed en door de goede zorgen van de heer Joep Gielen, medewerker bij het Thermenmuseum, geconserveerd.
Pas in 1995 hebben we het hele verhaal van onze Engelandvaarder onder ogen gekregen, toen de archieven van de Special Forces open gingen. Hij had er precies een jaar over gedaan om via België, Frankrijk en Noord-Afrika zijn gedroomde Londen te bereiken, waar hij op 16 mei 1943 aankwam. Van hem rest ons een in 1944 Londen geschreven afscheidsbrief, een horloge, een portefeuille met foto’s van thuis, een zakbijbeltje, een lidmaatschapskaart van de Engelse Youth Hostel Association (jeugdherbergcentrale), het Kruis van Verdienste, een door generaal Eisenhower getekende eervolle vermelding ‘for brave conduct while acting under my orders in the liberation of his country 1944-45’, een brief over zijn promotie tot 2e luitenant (die hij zelf niet meer heeft gezien), een brief van koningin Wilhelmina uit 1946, waarin zij aan mijn ouders schrijft zich hem goed te herinneren. In 1946 bracht de familie Barber, bij wie hij in Londen zijn verlof doorbracht, een in 1943 van hem gemaakte portretfoto in uniform.
Na september 1945 bracht ik na schooltijd (hbs, Sint Bernardinuscollege) op het kerkhof aan de Akerstraat vaak een bezoek aan de oudere broer die ik zo nodig had. Op een bank bij het graf, vlak naast dat sombere Belgen-monument, maakte ik dan wat huiswerk. Herhaaldelijk zag ik op het kerkhof de sterk vermagerde weduwe van Mai Raeven. Dat ging mij als 12-jarige door merg en been, want die geteisterde vrouw droeg geen schuld.
Mijn ouders hebben hun laatste 15 jaren in IJlst (Friesland) gewoond, waar zij in 1921 waren getrouwd. Maar ook daar kwam de oorlog, bij het ouder worden, af en toe nog spoken.
Ik heb Heerlen in 1950 met het diploma hbs-A verlaten. Van 1955 tot 1958 woonde en werkte ik er als redacteur van de Limburgse editie van het democratisch-socialistische dagblad Het Vrije Volk. Dat was ook wel een spannende tijd, met de felle strijd tussen rooms en rood voor de doorbraak-verkiezingen van 1956 (met dr. J. Tans uit Maastricht) en niet te vergeten het conflict in de mijnindustrie (met Frans Dohmen van de katholieke mijnwerkersbond). Later – in december 1965 – was ik er als journalist bij, toen Joop den Uyl de sluiting van de kolenmijnen kwam aankondigen.
Terugdenkend aan Limburg, is mijn geboorteplaats – die merkwaardige stad Heerlen- voor mij toch in de eerste plaats de boerderij aan de Corisbergweg en de oorlog. Maar ook die lieve, strenge dominee Pontier, en de kleine maar fijne Talmaschool, waarvan het houten gebouwtje in 1942 afbrandde. Natuurlijk ook de enorme jongensschool van Sint Bernardinus, met paters en lekenleraren van hoog niveau, die ons ook inleidden in de wereld van film en muziek. In de kantine werd gerookt en ‘getoept’. De 100 niet-katholieke jongens op 1000 leerlingen telden volledig mee bij de royale paters. Behalve op de klassenfoto’s die in de lange gangen hingen, daar stonden wij niet op. Want de klassenfoto werd -toen- gemaakt tijdens de jaarlijkse exclusief R.K. retraite (dagen van geestelijke verdieping)…
Pas toen ik mijn eigen zachte G was kwijtgeraakt, ben ik het Limburgse accent – met alles wat er bij hoort – zeer gaan waarderen.
Wat een fantastisch stuk, heer Bockma
En ook hierin niet alleen de bewondering voor degenen, die de “goede” keuze maken maar ook het medeleven voor naasten van degenen,die misleid zijn. Dit leest als een spannend jongensboek, alleen deze werkelijkheid is spannender dan de meeste boeken. Bij dat laat- ze- dat- maar- denken, denk ik natuurlijk ook aan het thema van “de aanslag” waarbij je ook op het verkeerde been wordt gezet. Wat een verdriet bij degenen die geliefden verloren. Gelukkig kan er uiting aan gegeven worden. Maar hoe is het met de familie van de “fouten” Daarbij zal schaamte het verhaal stil houden en de pijn niet uitgedrukt kunnen worden.
En natuurlijk: die paters en docenten van het (St-)Bernardinus, met hun geëngageerdheid verdienen een hoop lof en hebben op veel leerlingen een grote indruk gemaakt. En terecht. Wij kunnen zeggen, dat we op een goede school gezeten hebben, waar niet alleen aandacht was voor de cognitieve prestatie, maar waar de mens in zijn totaliteit tot zijn recht kon komen (al zal er soms wel eens – door onwetendheid- over kinderzieltjes heengelopen zijn). Zeker als we het in een tijd plaatsen waarin veel meer dingen taboe waren.
Dank voor deze bijzondere geschiedenisles.
Heel mooi verhaal en ik wist dat allemaal niet.
Ik woonde zelf van mijn geboorte af op de Corisbergweg 40,
schuin tegenover de boerderij. In de zomer gingen wij altijd fruit kopen maar toen waren het de Bruls dat er woonde.
Ik was toen natuurlijk nog erg jong want ik ben in 1939 geboren.
Woon nu al 45 jaren in Canada maar kom toch nog regelmatig naar Heerlen.
Ik ben deze Mei en Juni ook weer in Limburg en natuurlijk in Heerlen.
Groetjes,
Henk uit Waterloo Ontario
Wat ontzettend treffend dat U over de mijnsluitingen praat, meneer Bockma.
Ergens in november 1963 organiseerden die geweldige paters van het Bernardinus een politiek forum. Ik was toen een jongen van 13,5 jaar en zat op de tweede van de HBS. Ik daar naar toe, niet wetende wat er ging gebeuren. Ik werd naast een wat kalende man geplaatst en tegenover mij zat een eveneens onbekende heer. En men begon te praten over mijnsluitingen. U begrijpt het al: Joop de n Uyl, toentertijd minister van economische zaken zat naast me en Joep Dohmen tegenover me. Het weed een interessante avond, hoewel ik wat jong was om alles te begrijpen. Ik kwam ’s avonds thuis en mijn Pa vroeg of ik het al gehoord had? Kennedy was die avond vermoord in Dallas!
Nu mijn vraag aan alle lezers van dit forum: wat weet U van Sjeng van Els, mijn grootvader, die de Rode Kruispost aan de Akerstraat naast café Bijsmans beheerde? Hij was erg actief in en na de oorlog, dat weet ik. Hij vertelde echter nooit details. Ik weet wel dat hij mede kamp Vught na de oorlog heeft bevrijd, althans dat bericht het Limburgs dAgblad in 1961 na zijn dood. Weet U details, wilt U die mailen naar: jhvanels@gmail.com
Mijn vader, Hans van Els, was naast zijn lidmaatschap van de Winkbulle en de Raad van Elf, de man die staatsmijn Hendrik sloot en vrijwel alle arbeiders moest doen afvloeien. Hij werkte dan ook op het Arbeidsbureau aan de Geleenstraat. In de oorlog heeft hij nogal wat mensen uit de Arbeitseinsatz weten te houden. Ook daar heeft hij nooit iets van verteld. Wie details weet, ik houd me op hetzelfde mailadres aanbevolen.
Mijn lieve moeder, in 2000 overleden door de junken-criminaliteit rondom het station waar zij niet ver van af woonde, werkte voor de oorlog bij Gonda Hendriks en maakte er dameshoeden. Wie heeft er meer details over deze drie personen die me erg lief zijn, maar die niet meer in ons midden zijn.
Mai Raeven is op Maandag de 14de Aug.1944 op zijn aardappelwagen doodgeschoten worden,Hij lag naast zijn bascule,op de Dr.Schaepmansstr.terhoogte waar fam.Braam woonde,zo heb ik het gezien.En Herman Hellenbrand woonde in de Staringstraat 47.hij is later in die witte huizen getrokken tegenover de pius de 10de kerk.gegroet Hans.
Ik ben de kleinzoon van Herman en Nellie Hellenbrand en woonde naast mijn Opa en Oma oo de pius x straat op de Molenberg
Geachte heer Snieders, beste Hans, Op welk nummer woonde de familie Braam? Met vriendelijke groet, John
Hans Snieders is helaas overleden in duitsland
Omdat ik enkele jaren geleden over de broer van de heer Bockma gepubliceerd heb én omdat ik momenteel de liquidatie op landwachter Math Raeven “onderzoek” zou ik het zeer op prijs stellen, indien de heren Bockma en Snieders contact met mij willen opnemen! Alvast hartelijk dank!
Vriendelijk groetend,
Bert Spoelstra
Ja, dan moet ik voor de heen Bockma en Snieders natuurlijk wel een contactmogelijkheid geven!
Graag uw reacties naar bertspoelstra@home.nl
Dank en groeten!
Bert Spoelstra
Ik herinner mij Harmen Bockma nog goed. Mijn vader Johan van der Woude (1919-1997) was in zijn journalistieke jaren in Heerlen actief voor de PvdA.
Ik merkte dat de relatie met opeenvolgende journalisten van Het Vrije Volk vaak gespannen was. Het was alsof de journalisten van Het Vrije Volk aan de leiband van de PvdA moesten lopen. Eind jaren zestig werd de band tussen de krant en de PvdA en het NVV losgelaten en er volgde een forse reorganisatie van de Arbeiderspers.
Ook de Volkskrant, met zijn exclusieve banden met het Rooms-Katholieke volksdeel, heeft een dergelijke strijd voor onafhankelijkheid gevoerd, en met succes.
Hallo Harmen Bockma,
Dat is precies, wat we nodig hebben, al die persoonlijke verhalen over mensen die er aan bijgedragen hebben, dat we nu in vrede en vrijheid kunnen leven. Ik ben zelf de zoon van verzetsmensen uit Valkenburg, ik heb die verhalen, vooral van mijn vader, met de paplepel ingegoten gekregen. Pas later begon ik me te realiseren, hoe groot ook de rol van vrouwen geweest is, die toen nog meer op de achtergrond bleven en toch veel onmisbaar werk deden.
Een ding in het bovenstaande snap ik niet: waarom sprak de landwachter Laeven Duits tegen uw moeder? Hij was immers zelf NSBer? Misschien gaf hem dat een soort superieur gevoel?
Ik sta iedere keer verbaast en stoor mij vaak over de verhalen van de droepnaas aan de corisberg weg.
Helaas zijn deze verhalen op veel punten niet juist en ik mag dit zeggen omdat ik uit eerste hand (ouders) de juiste verhalen heb.
Ik vind het jammer dat er bijvoorbeeld vaak word geschreven over een waterpomp die er nooit is geweest. En zo heb ik meerde zaken die ik kan weerleggen.
Natuurlijk mag de auteur contact met mij opnemen.