Het was een paar dagen na de bevrijding van Heerlen. Ik woonde als jongen in het Eykenderveld. Terworm lag voor ons huis.
We hadden geen school in die tijd vanwege de bevrijding in 1944. Ik sprak al een aardig mondje Mulo Engels. Het liefste wat ik deed was door Terworm heen zwerven. Het was koud en het sneeuwde. Opeens zag ik in de verte een Amerikaanse patrouille naderen. Ze stopten. Het was open jeep met de commandant en een paar luitenants, een paar tanks en een paar vrachtwagens met verkleumde soldaten. Een stuk of zeven vehikels.
De commandant was nu bezig een landkaart te raadplegen. Iedereen was geïnteresseerd mee aan ’t kijken. Ik ook natuurlijk. Ik kon uit het gesprek opmaken dat ze dachten dat ze in Duitsland waren. Ze konden niet vinden waar ze waren. Ze bleven naar Duitsland op de kaart kijken. Ik vertelde ze dat hij de kaart om moest draaien; daar was Heerlen. Een van de andere Amerikanen mompelde: “Don’t trust that damn kraut…he is sending us the wrong way”. (“Vertrouw die rotmof niet…hij stuurt ons op het verkeerde pad”).
Ik moest praten als brugman om ze te overtuigen dat ze in Holland waren, dat ik helpen wou en dat Duitsland 10 mijl weg lag. Ik wees hun op de kaart waar ze waren. Eindelijk kreeg ik een paar grote Yankee grijnzen van ze. Ze geloofden me en ik kreeg een paar pakjes kauwgom en chocolade. Een schat in die tijd…
Ze startten de vrachtwagens en tanks en met een armzwaai verdwenen de Amerikanen in de sneeuw en mist.
Wat een mooi verhaal! Als er nog meer jongens in andere landen waren geweest die dit gedaan hadden, dan waren enkele landen eerder bevrijd 😉
Een positieve onvergetelijke oorlogservaring die je als jong kind beleefd en die altijd zal blijven hangen in je achterhoofd.
Fantastische beleving en mooi verhaal…
In het Eikenderveld kwamen, nadat de Duitsers in lange rijen waren weggetrokken eerst de Engelsen. Een officier met een tolk kwam, in de Vorstenstraat waar ik toe woonde, langs om te vragen hoeveel soldaten we konden inkwartieren. Op een avond in de winter van 1944/45 was ’s avonds op straat nog niets te zien. De volgende dag, toen we naar buiten keken, stond de hele straat vol met rijdend materieel. We hebben twee soldaten in huis gehad; Eric uit Birmingham en Jack. Laatstgenoemde had nog al eens arrest, dus niet zo’n lieve jongen. Naast ons, bij schilder Hoffman, hadden de Engelsen de keuken. We kregen wel eens een zuurtje; kauwgum hadden ze niet. Ze kregen niet al te veel te eten, want de twee ingekwartierden aten nog graag een hap mee bij ons. Overdag moesten ze naar Aken om de stad te zuiveren. Kennelijk hebben ze ook geschoten, want na terugkeer zaten ze ’s avonds in de keuken hun lichte mitrailleur te reinigen. Hoewel ik dat interessant vond, mocht ik daar helaas niet bij zijn. Daarna kwamen de Amerikanen. Die heb ik niet zo meegemaakt. Ik kan me nog herinneren dat de Amerikanen in de garage van taxichauffeur Haemers hun keuken hadden. Ook kan ik me herinneren, dat er langs de bosrand van Terworm en in de diepte tot boerderij “de Waterval” Amerikaanse artillerie stond opgesteld, die klokslag 3 uur ’s middags losbrandde. Veel ruiten van de huizen in de Vorstenstraat zijn toen door de harde klappen gesneuveld; de openingen werden dichtgeplakt met karton.
De naam Caubo komt me heel bekend voor. Deze familie woonde een eind verder. Ik meen me te herinneren, dat de moeder verpleegster was.
Mooi verhaal,Harry. Er zijn steeds minder getuigen van die tijd. Dus is het belangrijk dat ze over Heerlen hier worden verteld.
Wim.
Mijn grootouders woonden indertijd ook in de Vorstenstraat op nummer 8. Ook bij hen waren soldaten ingekwartierd. Op een dag moesten de soldaten hals over kop vertrekken, het Ardennenoffensief was begonnen. Een van de soldaten mocht niet mee en moest blijven. De sergeant vertelde mijn oma dat als hij mee ging niet meer terug zou komen.
Ook dat de kanonnen stonden opgesteld in het Eikenderveld klopt. Ze hebben vanaf daar Aken kapot geschoten.