Bron: Geheugenvannederland.nl | Wordt lid van de Centrale van Arbeiders-Jeugd-Vereenigingen

Kamperen aan de Geul

Mensen van mijn leeftijd zijn opgegroeid gedurende de oorlogsjaren en de periode vlak daarna. De jaren van wederopbouw waarbij de toenmalige minister van Sociale Zaken, Willem Drees, in 1947 de Noodwet Ouderdomsvoorziening in werking stelde. Als vervolg daarop werd in 1957 de Algemene Ouderdoms Wet (AOW) door de minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid J.G. Suurhoff geïntroduceerd.

Bron: Rijckheyt.nl | Meezenbroek (1955). Groepsfoto padvinders Coriovallum Groep 2 uit Meezenbroek met op bezoek zijnde Engelse padvinders uit Minchinhampton Gloucester.
Bron: Rijckheyt.nl | Meezenbroek (1955). Groepsfoto padvinders Coriovallum Groep 2 uit Meezenbroek met op bezoek zijnde Engelse padvinders uit Minchinhampton Gloucester.

Uit talloze verhalen op de site van Heerlen Vertelt blijkt dat wij onze jonge jaren grotendeels op straat op straat doorbrachten. Wij vertegenwoordigden toen de “straatjeugd” wat niet hetzelfde is als “hangjongeren”. Dat woord kenden wij niet eens want we waren veel te druk met van alles en nog wat om doelloos rond te hangen of vernielingen aan te richten. Waren wij dan zo braaf? Welnee want ook door ons sneuvelde wel eens onbedoeld een ruit en als we kattenkwaad konden uithalen lieten we dat niet voorbij gaan. Velen van ons zijn wel eens opgebracht door de “sterke arm” die beslist niet tot onze vrienden behoorde. In plaats van achter de tralies op water en brood, moesten er meestal strafregels geschreven worden. En dat allemaal met de hand met pen op papier. Niks geen kopiëren en plakken zoals tegenwoordig met de computer. Wij gingen naar huis op het tijdstip dat de huidige jeugd nu van huis gaat om te stappen.

De padvinderij
Verschillende van mijn leeftijdgenoten waren in hun jonge jaren bij de padvinderij, ook wel verkenners genoemd en later bekend als “scouting”. Maar voor zover ik mij kan herinneren woonden er bij ons in Meezenbroek niet zoveel leden van die ‘club’. Of dat wellicht kwam omdat onze gezinnen het niet zo breed hadden of omdat wij arbeiderskinderen waren, ik weet het niet. Achteraf denk ik dat het bij families hoorde “die in goeden doen verkeerden” want padvinders droegen een soort uniform  en  de aanschaf daarvan kostte natuurlijk geld. Ik vond padvinderskleren een beetje vreemd: een korte ribfluwelen donkerbruine broek met een riem die op specifieke wijze gesloten werd, lange kousen met een soort kwastje er aan, een kaki overhemd met een kleurige stropdas en een gek groen petje. Ik geloof dat er ook een halsdoek bij hoorde. Bij de padvinderij bestonden rangen en standen. Zo waren er welpen, verkenners, voortrekkers en leiders. Daarboven stond een bestuur. Of er (toen) ook al vrouwelijke padvinders waren weet ik niet (meer).

Wat ze bij de padvinderij deden, daarvan had ik geen flauw idee. Of het bekende “heitje voor een karweitje” in mijn jeugdjaren al bestond weet ik evenmin. Kortom…..ik weet er maar bitter weinig van en dat vind ik helemaal niet erg; tenslotte hoeft een mens niet alles te weten. En als wij nu in deze moderne tijd iets willen weten dan “googlen” we toch gewoon(!).

Uit deze constatering blijkt dat ik helemaal geen verstand heb van de padvinderij cq. scouting. Dit als excuus aan Scouts die ik wellicht beledigd heb.

Arbeiders Jeugd Centrale
Zelf ben ik een paar jaar lid van de AJC geweest. De drie letters stonden voor de Arbeiders Jeugd Centrale. Deze socialistische jeugdvereniging werd in 1918 opgericht door de SDAP en het NVV en had tot doel de arbeidersjeugd op te voeden en te ontwikkelen. Het socialistische cultuurideaal werd gerealiseerd met traditionele omgangsvormen, zonder drank en tabak, en met lichaamsbeweging, volksdans, muziek en lekenspel. De “Paasheuvel” in Vierhouten was een bekend kampeer- en samenkomstterrein. Ook AJC’ers droegen een uniform en waren onderverdeeld in verschillende gradaties. Zo had je de Rode Wachten (oudere leden), Rode Valken en Trekvogels. Na de oorlog kwamen er nog de Zwaluwen bij.

Alle groepen hadden hun eigen regels en symbolen. Bekende namen waren Koos Vorrink (1891-1955), die van 1927 tot 1934 landelijk voorzitter is geweest en Piet Tiggers (1891-1968), een oud-onderwijzer en musicus die het musiceren voor zijn rekening nam. Later werden daar nog wel eens grapjes over gemaakt zoals het door Jasperine de Jong vertolkte liedje: “Jo met de banjo, Lien met de mandoline en Kaatje met haar mondharmonicaatje, …………..” want dat waren wel de meest gebruikte muziekinstrumenten bij de AJC.

Bron: Geheugenvannederland.nl | Wordt lid van de Centrale van Arbeiders-Jeugd-Vereenigingen
Bron: Geheugenvannederland.nl | Wordt lid van de Centrale van Arbeiders-Jeugd-Vereenigingen

De AJC was het meest actief gedurende de voor-oorlogse jaren. Mijn moeder was voor de oorlog actief lid van de afdeling Bussum, waar zij toen woonde. Onder haar meisjesnaam Alie van Straten was zij een bekende voor velen. Nadat zij naar Heerlen was verhuisd en met mijn vader getrouwd, is zij nog tot in de jaren vijftig actief geweest in de afdeling Heerlen.

Kamperen aan de Geul
Zoals gezegd ben ik ook enkele jaren lid van de AJC geweest en ik herinner me dat we wel eens gingen kamperen op een kampeerterrein aan de Geul dat eigendom was van het Instituut voor Arbeidersontwikkeling (IvAo) de voorganger van het Nivon. Die accommodatie bestaat overigens nog steeds onder de naam “De gele anemoon” aan de voet van de Keutenberg. Maar vergeleken met toen is het een hemelsbreed verschil. Begin jaren vijftig was het een stuk grasland langs de boorden van de snelstromende Geul. De permanente bebouwing bestond uit een houten gebouw waar je je kon wassen en waar je ook kon verblijven als het regende. De ruimte werd verwarmd door een grote kachel die met hout werd gestookt. Door een lange metalen kachelpijp werd de rook naar de schoorsteen op het mastieken dak afgevoerd. Of die houten keet ooit in de fik is gevlogen weet ik niet, maar het zou me niet verbazen.

Een van de keren dat wij er kampeerden werd de warme maaltijd door de leiding bereid, maar voor ons toetje moesten we zelf zorgen. Ik had van thuis een soort pudding in poedervorm meegekregen dat met kokende melk een lekker nagerecht zou worden. Ik kon beslag leggen op de laatste halve liter melk die nog in voorraad was. Ik goot dat in mijn pannetje dat ik vervolgens warm maakte op mijn mini-fornuis dat ik had gemaakt van drie bakstenen met daarover een paar ijzeren pinnen met eronder een houtvuurtje. Heel primitief ja….en dat terwijl er toen al primussen bestonden maar nog geen camping-gaz-toestellen. Waarschijnlijk had ik toen geen zin of geduld om lang te klungelen met zo’n primus die moest worden voorverwarmd en waarvan de tank ook nog eens onder druk moest worden gezet met een handpomp. Met wat droge takjes en proppen papier had je in een mum van tijd een mooi vuurtje.

De melk in mijn pannetje kookte al bijna toen een mede-kampeerder  zo dicht langs mijn keukentje liep dat hij enkele ijzeren pinnen raakte die verschoven en waardoor mijn pannetje kantelde. Wat ik toen gezegd heb, weet ik niet meer maar het zullen zeker geen nette woorden zijn geweest. Ik heb daarna nog geprobeerd om mijn pudding te maken met vers bronwater uit de dichtbij gelegen “Gronselerput”, maar dat smaakte nergens naar. Veel te waterig.

In 1955 heb ik mijn lidmaatschap van de AJC opgezegd. De Arbeiders Jeugd Centrale werd in 1959 opgeheven.

Bert

Bert Nijkamp werd in 1941 in Heerlen geboren. Twintig jaar woonde Bert in Meezenbroek. Deze tijd was voor hem onvergetelijk. Na een (mislukte) start in de horeca diende hij zijn militaire dienstplicht te vervullen en in die periode was zijn gezin in 1961 naar Apeldoorn verhuisd. Na te zijn afgezwaaid, had hij een paar jaar een adm. functie bij een constructiefabriek om daarna als burger-ambtenaar in verschillende technisch/ administratieve functies bij een TD-eenheid van Defensie zijn brood te verdienen. Al sinds zijn jonge jaren schreef hij graag en was hij geïnteresseerd in historie. Zowel voor die constructiefabriek, als voor zijn militaire werkgever heeft hij verschillende artikelen geschreven. In 2010 schreef Bert samen met een oud-collega een boek over over “150 jaar Kamp Nieuw Milligen”, een militair complex midden op de Veluwe. Ze hebben er twee jaar aan gewerkt. En in 1991 kwam een door Bert geschreven boek uit over 75 Jaar Apeld. Chr. Mannenkoor (zie www.acm-apeldoorn.nl) waarvan hij al jaren lid was (de basis voor zijn liefhebberij voor mannenkoorzang was n.b. bij het K.H.M. St. Pancratius gelegd!). Bert is op 10 oktober 2012 in Apeldoorn overleden.

13 gedachten over “Kamperen aan de Geul”

  1. Ook ik was lid van de AJC en zat in de groep Zwaluwen van Jochem Strating. Tijdens de winter werd er voorgelezen door Jochem, in de gym.zaal van de Neutrale Volksschool. Ik kan mij ook herinneren dat door de andere groepen werd gedanst onder de Meiboom, op het pleintje bij de Kasteellaan.

  2. Jochem Strating deed in verzekeringen van De Centrale en kwam in die hoedanigheid ook bij ons thuis. Zijn jongste zoon Johan zat bij mij in de klas. Diens oudere broer Fred mocht ik niet. Fred is getrouw met Wietske Warrink. Haar vader is Roel(of) Warrink die eerst als huisschilder bij de Woningbouwver. Glück Auf werkte, maar later schitterende pentekeningen maakte van o.a. fraaie landschappen. De bijschiften schreef hij er met de tekenpen bij. Roelof is later met zijn, inmiddels overleden, vrouw naar Sippenaken (B) verhuisd.

  3. Meneer Warrink is toen weer hier in Meezenbroek komen wonen. In de Barbarastr: in de kleinebejaarde woningen. Hij is nu rond de 94 jaar en loopt nog veel. ’t is nog ’n kwieke man.

  4. ook ik heb bij de a.j.c. gezeten en zelfs nog bij de jongestrijd .Heb genoten van het kamperen .
    Ook zijn we naar Lunteren geweest ,wat een feest was dat met een paar honderd jongere.Heb er van genoten die week daar .Als ik me goed herrinner waren we op de schele berg daar .De corvee diensten daar wist ik goed onder uit te komen .niet zo netjes.

  5. Ik ken de Gele Anemoon ook, alleen van latere tijd, toen het Nivon was. Roelof Warrink was toen ook van de partij; dit is in de jaren 60/70 geweest. Er was toen al een stenen gebouw waar de beheerder (toen was dat Henk Dammer) verbleef, met aparte toiletten en douches voor mannen en vrouwen. Roelof stond toen altijd op het plekje naast “het gebouwtje” zoals het altijd genoemd werd; wij stonden iets verderop in de rij. Heerlijke tijd gehad met tal van leuke activiteiten voor jong en oud.

    1. Hallo Astrid, ja de Gele Annemoon maakt ook een groot deel uit van mijn jeugd, altijd met mijn ouders Grada en Gerard mee, bij de komst van Johan, samen in een tent, later heeft mijn vader nog een caravan in elkaar gezet in het gebouwtje.
      Altijd was er wat leuks te doen, spelletjes bij het zelf gegraven zwembad, Oude stompen tocht ( of zo iets ) droppings enz.
      Later met mijn vader mee gras maaien, ieder op een eigen grasmachine en in de pauze lekkere soep.
      Denk er nog vaak met plezier aan terug.

      1. De namen van je ouders kan ik me nog wel herinneren. Mijn zus kan ook nog heel goed gezichten erbij halen. De wandeltocht was de Ruige Binkentocht, die ik een aantal keren samen met mijn vader heb uitgezet.

        1. Ruige Blinken tocht en daarna met de voeten in teilen met Koud water! Jammer genoeg heb ik deze tocht nooit gelopen,ik was te jong,voor ons was er een kleine tocht en daarna pannekoeken eten!

  6. De plek die Astrid beschrijft daar ben ik ooit eens geweest met mijn opa en oma Dammer, om hun zoon en schoondochter, mijn oom en tante Henk Dammer en Jo Dammer-Warrink, te bezoeken. Het was heel in het begin, er stonden toen alleen een paar tentjes en verder was het allemaal heel primitief. Het was gelukkig mooi weer, heet weer zelfs want de bustocht heen en terug en de voettocht langs het riviertje om bij de camping te komen waren eindeloos en vermoeiend. Ik herinner me dat op de terugreis naar Heerlen de bus zo vol was dat ik op de schoot van mijn oma zat.
    Wat ik begrepen heb is daarna in de loop van de jaren een complex ontstaan waar mijn oom inderdaad de beheerder van geweest is.
    Oom Henk en Tante Jo zijn een aantal jaren geleden overleden.

    1. Ja, Ome Henk en Tante Jo waren toen de beheerders. Als ze eens wat waren, werd die taak overgenomen door één van de andere “vaste gasten”, waaronder mijn vader en moeder. Verder waren Ome Hinne en Ome Roelof (warrink) toen ook spilfiguren op de camping.

  7. Hallo ik ben de oudste zus van Astrid , Ria. Ook ik heb heel wat jaren op de Gele annemoon door gebracht. Toen wij daar voor het eerst kwamen was het inderdaad een wei met een houten hut waar de toiletten en was gelegenheid waren. De mannen moesten achterom en de vrouwen aan de voorkant. Daar was ook de voor ons kinderen grote pomp waar je water ging halen. Er werd veel gedaan en in die tijd was het een grote familie. Wij noemde dan ook alle volwassene oom en tante. Heb hier hel fijne en goede herinneringen aan.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.