“Gibt es bei euch im Ort noch lange Kerle, mein Herr?”. Deze standaard vraag werd door ronselaars van het Pruisische leger regelmatige gesteld aan de plaatselijke herbergier waar ze verbleven. Deze ronselaars trokken van streek naar streek op zoek naar mannen met een boven gemiddelde lichaamslengte.
Daarbij gingen ze te werk door middel van informanten, ze luisterden naar geruchten of naar lokale roddels. Zeker als er werd gesproken over d’r lange Thys of Joep in onze streken. Niet alleen bezochten de ronselaars de streek van het huidige Parkstad, zij bleken zelfs te reiken tot in Transsylvanië in het huidige Roemenië op zoek naar “Lange Kerle”.
Sinds de kroning van koning Frederik II (1712-1786), beter bekend onder de naam Frederik de Grote, voerde Pruisen aan een stuk oorlog met allerlei Europese staten. Een bijzonderheid in zijn leger vormde de “Potsdamer Riesengard”, een heel regiment van grote mannen. Het is aannemelijk dat deze eenheden werden gebruikt als paradetroepen, om pas ingezet te worden op het slagveld als het niet anders kon.
Pruisische ronselaars in Palemig
Bij het ronselen van de “Lange Kerle” ging het er niet altijd vrijwillig aan toe. In de omgeving van Herzogenrath in het jaar 1771 vernamen de ronselaars het gerucht over een buitengewoon lange jongeman, een zekere Johannes Muyters woonachtig in Palemig. Volgens de bronnen zou deze man 2,17 meter groot zijn geweest. Deze lengte is voor die tijd niet geheel ongewoon. In de “Lange Kerle” eenheid was al sprake van een Ier genaamd James Kirkland, die een lengte van 2,20 meter had.
De ronselaars spoedden zich naar Palemig om met zilveren munten de man vrijwillig dienst te laten nemen. Helaas mislukten alle vriendelijke pogingen om Muyters te overreden. Die zelfde avond keerden de ronselaars terug met een groep sterke mannen. Ze maakten gebruik van de duisternis en ze ontvoerden de jongeman uit zijn ouderlijk huis. Om de reusachtige jongeman zonder problemen mee te nemen, kreeg hij ook het benodigde pak slaag. Het nieuws van deze grofheid verspreidde zich door het omliggende gebied; “d’r lange van der Muyters hant ze gepakt…”.
Uit angst voor meer rooftochten probeerde het bestuur van Schaesberg de jongeman uit handen van de ronselaars te krijgen. Helaas vermelden de bronnen niet hoe dit verhaal is afgelopen. Het is aan de lezer om zelf een einde voor dit verhaal te bedenken.
De kans is echter groot, dat Muyters ook deel is geworden van die 1,5 miljoen gevallenen, die de oorlogen van Frederik de Grote gekost hebben.
Wat ben ik blij dat ik destijds nog niet leefde omdat ik in mijn jonge jaren met mijn lengte van 1,94 meter al “de lange” werd genoemd.
In een manuscript van Jacob Campo Weyerman (1677-1747) is er sprake van de lengte van de Pruisische Grenadiers. De vereiste lichaamslengte van de grote lijfwacht bedroeg ´acht Rijnlandsche voeten´.
In het jaarboek van het Sociaal Historisch Centrum dl. 40 (1995) staat een heel verhaal over de lengte van Limburgse dienstplichtigen van 1804 tot 1912. Hun gemiddelde lengte bij de keuring op 19-jarige leeftijd was maar 1,63 m. Langer dan 1,80 m. kwam bijna niet voor (minder dan 1 % van alle dienstplichtigen gelicht in de 19de eeuw).