Joep krijgt van zijn opa, die in de mijnen heeft gewerkt, een versteend visje. Tweemaal droomt hij dat hij met dit visje in het Carboontijdperk terechtkomt. Op speelse wijze lopen in dit boek fantasie en werkelijkheid door elkaar. De schrijver, afkomstig uit Limburg, wil op deze manier aan jonge kinderen iets over de oorsprong van de mijnen uitleggen. Hoofdpersoon is een braaf jongetje, de sfeer is gemoedelijk. Korte zinnen en ruime bladspiegel maken het geheel makkelijk leesbaar. De vele illustraties, vrolijk ingekleurde pentekeningen, zijn wisselend van kwaliteit. Achterin een verklarende woordenlijst waarin moeilijke woorden uitgelegd worden. Wat schoolse uitgave om kinderen voor te lezen vanaf ca. 6 jaar.
Tekst: NBD|Biblion recensie, Marijke van Dijk