Voor onze Inge en mijn beide jongste dochters, Anna en Eva, betekent de Sinterklaasviering, dat ze, vanaf het moment, dat ze een klein rijmpje konden beluisteren, iets hebben moeten aanhoren en vanaf het moment dat ze zich op een of andere manier schriftelijk konden uiten, dat ook hebben gedaan rond 5 december.
En vaak samen met opa en oma, ooms en tantes en neefjes en nichtjes. Voorwaarde daarvoor is natuurlijk, dat pa of ma, broer of zus, enz. daar aandacht voor hadden. En dat is de eerste winst, want je doet iets samen. De hand- of voetafdrukken werden losse nonsense-woorden, die gevolgd werden door flauwekul samenraapsels en later door heuse wens- of hekelgedichten zonder, en later met rijm. Op een gegeven moment werd er bij een pakje een gedicht voorgelezen en dan wist je niet meer of het door een volwassene of door een kind geschreven werd. Omdat veel ook nog op desk- of laptop met “Word” o.i.d. geschreven wordt, kun je ook nog niets van het handschrift afleiden. En in pokerfaces zijn ze ook goed. We zijn nu in het stadium, waarop de meester verbeterd wordt en aangezien dat zijn doel zou moeten zijn, kan hij voldaan pepernoten eten en Bisschopswijn drinken. En zo zijn stiekem verminderde ego verdrinken tijdens het toehoren. De grootse formuleringen komen allang niet meer alleen uit mijn of Inge’s “pen”.
Die gedichten en rijmelarijtjes kunnen over van alles gaan: de kleine en de grote successen, de liefde of het ontbreken ervan , irritaties of onhebbelijkheden, kleine misstapjes of nalatigheden, muziek , school, politiek en door familieomstandigheden of actualiteiten ingegeven cultureel- maatschappelijke filosofietjes, gelardeerd met sociaal engagement. Ze kunnen lachwekkend zijn, prikkelend , moraliserend en soms tot tranen toe ontroeren. Ze kunnen barsten van clichés of vol vindingrijkheidjes zitten. En Ieder jaar weer hopen wij op tijd klaar te zijn met de voorbereidingen, zodat we van een lange avond kunnen genieten.
En ieder jaar weer neem ik me voor, als dat niet gelukt is – en zoals ik in de stukjes voor dit lees, heeft iedereen dat voornemen – volgend jaar toch écht op tijd te beginnen zodat er niet al te veel druk op komt te staan. Ieder jaar weer komt het aan op de deadline, dingen die diezelfde dag , zelfs avond nog gebeurd zijn, kunnen er in verwerkt zijn. In de trant van: “Sint zag jou zo net heel geconcentreerd bezig ….”. En ieder jaar weer ben ik daarna moe maar voldaan: we hebben het volbracht, hebben voor en over elkaar gedacht en geschreven en hebben naar elkaars voortbrengselen geluisterd. Je drinkt een extra glaasje, eet wat lekkers maar vooral: je bent een avond met elkaar prettig bezig geweest en de perikelen van het laatste jaar zijn de revue gepasseerd. Volgend jaar weer, Deo volente. Dit jaar waren we pas laat klaar, dus volgend jaar…
Bij ons thuis, vroeger in Heerlen. Geluiden van mijn jeugd
We hadden het niet breed, denk ik, maar ik had geen verantwoordelijkheid. Mijn leven was dus tussen de normale gezinsperikelen door, onbezorgd. Dus ik kon luchtig en vrolijk leven. Bovendien: ik was de jongste en vele deuren waren al door mijn oudere broer en zussen geopend. Mijn ouders beheerden de portemonnee en oma en opa bewaakten de bodem mee en schoven mijn ouders af en toe onder wat gefluister ( omdat wij het niet hoefden te horen, dus was je extra alert) 50 gulden toe als “aan het eind van het salaris, de maand nog voortduurde”. En ik had het gevoel, dat ik in overvloed leefde ( Mijn vader zei wel eens “We hebben wel geen auto, maar hij staat ook niet met de voorwielen op tafel”). Dat is wijsheid, die deze crisis had kunnen voorkomen. Hij heeft niet kunnen studeren maar wel hard gewerkt.
Er was wat lekkers, er was een kleinigheid, kleding en het merk en het soort I-pod/ped bepaalde nog niet zozeer je maatschappelijke status. Met Sinterklaas heerste er een feestelijke, of moet ik zeggen spannende stemming, er hing iets in de lucht. En toch: Ik kan me eigenlijk niet herinneren, dat ik ooit in Sinterklaas geloofd heb. Ik heb ook nooit de schok gekend van afstand van dat geloof te moeten nemen. misschien kwam dat óók, omdat ik de jongste was en liftte ik mee met de kennis van de ouderen.
Spanning op 5 december
In de nacht van 5 december hoorde je beneden in de gang en in de kamer soms wat geroezemoes en wat extra gefluister. (Bedenk, ik lag niet met oortjes in in bed en had geen koptelefoon op achter de computer of mijn installatie op volume ooraandoening) Dat geroezemoes zal er op andere dagen ook wel zijn geweest maar dan hechtte je er minder betekenis aan, omdat Sinterklaas niet stiekem in huis was en zijn dingetjes moest doen. Fair van mij: Ik heb er niet over gepiekerd om naar beneden te gaan alhoewel dat zeer legitiem zou zijn geweest met het voorwendsel te moeten plassen. Beneden was immers het enige toilet. Waarschijnlijk heb ik de voorbereidingen van Sinterklaas en zijn Piet(en) niet willen verstoren of de illusie van zijn existentie (of zijn eigen geloof in het geloof in hem van zijn kinderen (!) niet willen wegnemen. Hij bracht immers wat lekkers en misschien een klein cadeautje, goedheilig of niet. Misschien ben ik, diep in mijn hart toch wel bang geweest toch een echte Sint beneden of op de overloop te ontmoeten.
Op een bepaald moment zal toch de slaap zijn gekomen. Kan het zijn, dat we eerder of vaster sliepen dan veel kinderen nu, omdat het zo ontzettend fris en koud kon zijn op slaapkamers, die niet verwarmd waren ook niet overdag? Dat je daardoor de dekens extra over je heen trok en daardoor prikkels buiten sloot, waardoor de slaap over je heen viel? Een radio had je niet op de kamer, geen TV, laat staan computer. Dus wat kon je anders dan slapen? Bovendien hoorde je vaak nog de vervormde maar vertrouwde geluiden van de stemmen van je ouders of eventuele gasten door de houten vloeren heen, je hoorde niet wat ze zeiden, maar toch, vertrouwd. Deuren gingen open of dicht, soms werd er gelachen of ook wel eens gemopperd. Een toilet werd doorgetrokken, je hoorde niezen of hoesten. Dan af en toe een kerktorenklok, de vertrouwde “loewende klokke” of een enkele bromfiets of motor in de verte, die de geluidsbarrière tartend door een buitenwijk reed. Of weer het geluid van de sirene van de mijn in de verte, die de schichtwissel aankondigde.
Als het waaide hoorde je de wind die langs de dakpannen ging, ze soms een beetje optilde en weer losliet om ze ratelend weer neer te laten vallen. Soms vroeg ik me overigens af, of ze wel op de goede plek teruggevallen waren. Als dat dan de volgende dag het geval blijkt te zijn , krijg je als kind vertrouwen in die constructies. En soms … warempel het geluid van een of meerdere muisjes, die over de zolder of tussen je eigen vloer en plafond van de onder je gelegen kamers (bij mij en mijn broer de helft van de keuken en een gedeelte van de “zondagse kamer”) of achter de plinten speelden. Dat was hun domein.
Jaren later kocht ik drie videofilmpjes met verhalen van Beatrix Potter, ik geloof in de Bijenkorf, in Amsterdam. Daaronder was er een dat de kleermaker van Chlouster of zoiets heette en daar zag ik ze terug, onze muisjes, en ik genoot met mijn kinderen. Misschien genoot ik speciaal vanwege mijn band met die geraffineerde overlevingskunstenaars. Soms vind ik in mijn (ik zeg mijn, omdat mijn vrouw er al lang niets meer in kan vinden) garage (die slechts eenmaal een auto heeft gezien toen ik hem moest inrichten met planken om te kijken of hij paste) na de winter op een of andere plek snippers van het een of ander iets, en dat kan van alles zijn, en natuurlijk muizenkeuteltjes. Ze zijn er nog steeds dus, en het is goed zo…
De volgende ochtend…
De volgende ochtend rook je, ondanks bijna bevroren neus, al op je kamer, waar soms de ijsbloemen op de ruiten stonden die geweldige geur, een mengsel van mandarijn of sinaasappel en speculaas, en als je de trap afliep hoe dichter je bij de kamer kwam de chocola en de pepernoten en als je binnen was, zag je de taai-taai, die je ook al had geroken, wat schuimpjes en lettertjes, chocolade sigaretten en sigaren en guldens en 5 centen met zilveren en gouden verpakkinkjes.
Daarbij ergens, een klein cadeautje, gespaard uit het huishoudgeld. Je ouders, en ik vermoed je oudere zus of broer naderhand, hadden zes diepe borden gevuld met al dat lekkers. Voor ieder één. En de dag kon niet meer stuk. Ook al hield ik niet van taai-taai en al waren die snoepjes wat hard.
De geur van dat mengsel kan ik nu nog oproepen. En het volgend jaar wachtte je weer, vol verwachting, op de geluiden van die nacht, die zoiets lekkers konden brengen.
In het volgende deel “Mijn Sinterklaas (2)” lezen we over Sinterklaas op bezoek in de V&D in Heerlen, op school en de grote intocht.