Peter Joseph Schunck werd op 31 oktober 1873 in Hergenrath bij Eupen geboren als oudste zoon van de wever Arnold Schunck en Anna Maria Küppers. Op heel jonge leeftijd kwam hij met zijn ouders naar Heerlen. Van jongs af aan hielp hij mee in de zaak van zijn ouders. Na zijn middelbare schooltijd werkte hij de hele week in de winkel van zijn vader Arnold.
Na de dood van zijn vader kreeg Peter Schunck de leiding over de Firma Schunck, toen al een bedrijf met zestig personeelsleden. Peter had het zakentalent geërfd van zijn moeder.
Doorzettingsvermogen
Zijn talent en vooral zijn doorzettingsvermogen werden tien jaar later, tijdens de Eerste Wereldoorlog, flink op de proef gesteld. Door de oorlog, 1914 – 1918, ontstond een schaarste aan textiel en er moesten hoge prijzen voor het schaarse product worden betaald. Aan het einde van de oorlog waren de prijzen aan geweldige schommelingen onderhevig. Schunck kocht bijvoorbeeld stoffen in tegen ƒ 12,- per meter en moest die dezelfde dag voor ƒ 7,- verkopen. Twee jaar later, toen de aanvoer weer normaal geworden was, werd voor dezelfde stof 80 cent per meter betaald.
Na de Eerste Wereldoorlog
In de jaren twintig kreeg Schunck een moordende concurrentie uit Duitsland. Door de catastrofale inflatie was de Duitse mark gedevalueerd tot de waarde van een Nederlandse cent. In Aken kon men het mooiste kostuum voor ƒ 17,- kopen, in Heerlen kostte het ƒ 70,-. Peter Schunck wist zich toch te handhaven. Hij kocht zelfs vier autobussen, waarmee hij de klanten vanaf Sittard, Valkenburg en de Locht naar zijn winkel liet vervoeren.
Tijdens de crisis in de jaren dertig, toen de mijnen het diepste dal in hun bestaan beleefden, wist Schunck toch nog winst te maken. In 1935 werd zelfs een nieuw pand betrokken, het nog altijd bestaande Glaspaleis aan de Bongerd. Dit gebouw naast de St.-Pancratiuskerk was voor die tijd zeer vooruitstrevend en paste niet bij de gelatenheid, die in de crisistijd heerste.
De Tweede Wereldoorlog
De Tweede Wereldoorlog bracht voor het Schunckgebouw veel ellende. Drie keer werd het Glaspaleis door bommen getroffen. Eind 1944 werd het pand gevorderd om als hoofdkwartier voor de Amerikaanse generaals Patton en Simpson te dienen. Enkele maanden later werd het gebouw het “restcenter” voor de Franse maquis (verzetstroepen). Vooral de laatste bewoners zijn niet bepaald voorzichtig met het interieur omgesprongen.
Na de oorlog gingen de zaken weer voorspoedig. Het ging zelfs zo goed, dat in 1954 een tweede zaak in Geleen werd geopend. De nadruk in deze zaak lag op dameskleding. In 1949 werd met een groot feest het 75-jarig bestaan gevierd.
Peter Schunck bleef ondanks al deze successen een bescheiden en goedmoedige man, die zeer geliefd was bij zijn personeel. Bij zijn drukke werkzaamheden nam hij nog deel aan het verenigingsleven. Hij was lid van het kerkelijk zangkoor St. Pancratius, beschermheer van de Koninklijke Harmonie St. Caecilia, bestuurslid van de Vincentiusvereniging en hij had zitting in het bestuur van Spaarbank St. Pancratius.
Voor zijn vele verdiensten kreeg hij de pauselijke onderscheiding ProEcclesia et Pontifice. Op 13 juli 1960 is Peter Schunck op 86-jarige leeftijd overleden, een half jaar nadat zijn vrouw Christina overleed.