Dagelijkse boodschappen deden wij bij van Heumen. Dat was een buurtwinkel op de hoek van de Ambachtsstraat en de Kruisstraat. Die winkel heette in werkelijkheid de Vivo. Het echtpaar dat eigenaar was heette Gielgens maar mevrouw heette met haar meisjesnaam van Heumen en daarom noemden wij die winkel zo.
Dit is deel 5 uit “De verhalen van Susanne Gondrie-Belt“
Nou, mijn moeder was daarmee begonnen want zij kende mevrouw van Heumen van vroeger. Mijn moeder wist ook wie haar zussen waren, waar ze vroeger hadden gewoond en waar ze nu woonden en met wie ze getrouwd waren. Ik wist niet beter; als echte Heerlense kende mijn moeder echt heel veel mensen, met de bijbehorende families.
Mevrouw van Heumen was precies hetzelfde: zij kende bijna iedereen in de buurt, met kinderen, familie enzovoorts. Heerlen was kleiner in die tijd en mensen kenden elkaar. Onze hele straat kocht er en ook veel mensen van het Hesselleplein. En van de Hamerstraat, denk ik.
Bij van Heumen werd dus niet alleen gekocht maar ook veel gepraat. Zo hoorde mijn moeder nogal eens het een en ander bij het boodschappen doen. En door wat mijn moeder dan weer vertelde bleven mijn vader en ik meteen ook helemaal op de hoogte.
Het was erg gemakkelijk, een winkel zo dichtbij. Ik werd al snel ingeschakeld: mijn moeder stuurde mij al naar van Heumen toen ik nog erg klein was. Ik liep dan met een briefje en een boodschappentas dat kleine stukje: de Smedestraat uit, even uitkijken bij de Hamerstraat, langs de bovenkant van het plein, door de Ambachtsstraat. En in de winkel gaf ik netjes mijn briefje af. Mevrouw van Heumen deed het bestelde erin en vroeg hoe het thuis was. Goed, zei ik. Ik kreeg de tas weer terug en moest thuis de groeten doen. En dan ging ik dezelfde weg terug. Heel veilig.
“Kleine kinderen geven het briefje af, grote lezen het zelf voor”
Toen ik wat groter was en al wat lettertjes had gegeten, zei mijn moeder: “kleine kinderen geven het briefje af, grote lezen het zelf voor”. Dat had ik begrepen en voortaan stond ik voor de toonbank en las voor: een ons boterhammenvlees. Een pakje boter. Een bus Vim. Ik was al een grote meid, zei mevrouw van Heumen. En hier was een reep chocola voor mij. Dank u wel, zei ik netjes, ook dat had ik geleerd.
En jaren later (ik zal al lang op de lagere school in de Klompstraat) kon je bij alle Vivowinkels (en dus ook bij die van ons) elke week een stripboek kopen van Prins Valiant. Ik was vanaf deel 1 verslaafd eraan en het was mijn eerste kennismaking met de Middeleeuwen: ridders, kastelen, donkere bossen, gevechten, kameraadschap. De verhalen waren superspannend, zodat ik vaak niet kon wachten tot bij de kassa weer een stapel nieuwe boeken lag.
De Vivo is er niet meer. Wanneer die is verdwenen? Ik weet het niet. Waar zijn meneer en mevrouw Gielgens gebleven? Ik heb geen idee.
Mijn stapel stripboeken van Prins Valiant? Weg, verdwenen. Soms zie ik in stripwinkels en op rommelmarkten wel eens een aantal delen liggen. Leuk om even in te kijken en de verhalen te herkennen. Maar kopen? Och nee, ze hebben niet meer dat speciale uit de jaren zestig.
En van Heumen? Die zou in deze tijd van supermarkten en internetwinkels niet kunnen bestaan.
Het Thermenmuseum
We speelden niet altijd op straat of op het plein. Soms spraken we met een groepje kinderen af om naar het Romeinse weitje te gaan. Dat was een groot open terrein tussen de deken Nicolayestraat, de Coriovallumstraat en de Kruisstraat. Er groeide gras en onkruid en de grond was hobbelig en zandig. Je kon er heerlijk rennen en verstoppertje spelen.
Waarom het Romeinse weitje zo heette? Wij vroegen ons dat nooit af, het was nu eenmaal zo. Later heb ik het van mijn vader gehoord: ergens in of net na de oorlog ontdekte onze stadsarchivaris, meneer van Hommerich, bij opgravingen dat daar onder de grond de resten lagen van Romeins badhuis. Maar omdat de gemeente geen geld om alles op te graven en te conserveren, liet hij het hele terrein dichtgooien. Er groeiden gras en onkruid en bij het dichtgooien waren ze niet al te netjes geweest zodat overal grote zandbulten lagen. Hoe slordiger, des te mooier voor ons. Het was een geweldig speelterrein.
Maar ook dit zou niet altijd zo blijven. Waarschijnlijk heeft de gemeente vaker overwogen om het allemaal maar weer op te graven, want toen ik op de lagere school zat kwam een van de kinderen op een dag vertellen dat ze moesten verhuizen. Zij woonden op een hoek van het Romeinse weitje en er ging dus het gerucht dat alle huizen zouden worden onteigend. Wij vonden het allemaal heel naar klinken: zomaar door de gemeente uit je huis gezet worden en dan ook nog omdat het Romeinse weitje weg zou moeten.
Uiteindelijk heeft de gemeente het weitje inderdaad afgegraven en de fundamenten blootgelegd. Maar toen studeerde ik al in Nijmegen, dus bij elkaar heeft het toch nog lang geduurd voor het Thermenmuseum er stond.
Het is natuurlijk een prachtig plan geworden, het Thermenmuseum, vernieuwend, opvallend, een mooi visitekaartje voor Heerlen. Op de middelbare school was ik ook trots op mijn stad met haar Romeinse verleden: een versterkte legerplaats aan het kruispunt van de belangrijke heirbanen naar Xanten, Keulen en Tongeren, zo belangrijk dat er een badhuis was aangelegd.
Maar af en toe dan zou ik zo graag nog even terug in de tijd gaan: door de Smedestraat, over het plein, door de Ambachtsstraat naar van Heumen lopen. Daar boodschappen doen en bij de kassa de nieuwste Prins Valiant kopen. En dan met een reep chocola van mevrouw van Heumen de Kruisstraat oversteken en het Romeinse weitje oplopen.
Eén keertje maar….