De eersten die in Heerlen in verzet kwamen waren communisten. Zij kenden al langer een moeilijke plaats in de Nederlandse samenleving. Nadat Hitler in 1933 ook communisten begon te vervolgen, begonnen veel Nederlandse communisten zich tegen het fascisme te weren en iedereen te helpen die daar last van had. Maar ook in Nederland werden zij met argwaan bekeken.
Na de bezetting werden veel communisten gearresteerd, vaak met hulp van Nederlandse politiemensen. Omdat zij gewantrouwd en in het oog gehouden werden, konden zij niet aan wapens komen. Dus liep hun verzet vooral via het geschreven woord en illegale pers die zich vooral op mijnwerkers richtte. De Duitser had voor de oorlog veel kolen nodig, dus was een belangrijk doel de kolenproductie te frustreren.
Op 17 september 1944 werd Heerlen bevrijd. Dit is deel 2 van “Heerlen in de Tweede Wereldoorlog”. Geschreven door Teuntje Delheij, studente aan het BernardinusCollege.
“Untertauchnest”
De Ordedienst (OD), opgericht tegen de bezetter, was bedoeld na de bevrijding voor handhaving van orde en rust te zorgen zolang het wettige gezag niet was hersteld. Ze was ook bedoeld de geallieerde troepen met acties te helpen. Limburg was verdeeld in zeven districten, waaronder Heerlen. Diverse Heerlenaren, waaronder de commandant van de brandweer Bongaerts (naar hem is de Bongaertslaan vernoemd) maakten zich verdienstelijk met het dwarsbomen van de Duitsers. Zij hielpen Engelse piloten in veiligheid en saboteerden Schacht III van de mijn Oranje-Nassau 1 voor drie weken. Ook maakten zijn een kaartenbak met 800 namen van “onvaderlandse”elementen, mensen die met de bezetter meewerkten. De kaartenbak is na de oorlog nog van pas gekomen. Bongaerts maakte dat niet meer mee. Hij werd gearresteerd en stierf in een concentratiekamp.
Echt georganiseerd verzet was er echter niet. Er waren wel groepen, zoals de verzetsgroep Smit. Opgebouwd rond de bankwerker Joseph Smit, bereiden aanslagen op de mijnen voor, maar werden verraden in 1942. Smit en zijn naaste medewerker werden gefusilleerd, van de 33 andere gearresteerden overleden er vier in het concentratiekamp. Toen de behoefte aan hulp aan onderduikers toenam werd in Nederland de Landelijke Organisatie voor Hulp aan Onderduikers opgericht. De hulp in Heerlen was zo groot dat de Duitsers de stad een “Untertauchnest”noemden. Uit deze organisatie vormde zich ook een sterke arm: de Knokploegen, die overal verzet en sabotage pleegden.
In Heerlen was de hulp aan onderduikers vooral na 1942 op grote schaal op gang gekomen. En dat waren niet alleen na de oproep van 24 augustus 1942 onderduikende Joden, maar ook weigeraars van de Nederlandse Arbeitsdienst en de Arbeidseinsatz, gedemobiliseerde soldaten die met krijgsgevangenschap werden bedreigd of studenten die de loyaliteitsverklaring niet wensten te tekenen. In Limburg en ook in Heerlen zijn het katholieke geestelijken de drijvende kracht achter de onderduik geweest zoals kapelaan Berix en pater Beatus. Beiden stierven in een concentratiekamp. Zij zetten een uitgebreid netwerk aan onderduikadressen op waardoor velen geholpen werden of verplaatst konden worden bij razzia’s.
Van Grunsven
Een belangrijke tegenstander van de bezetter was burgemeester Van Grunsven. Direct na de bezetting legden veel burgemeesters hun functie neer. Zo niet Van Grunsven. Hij pleegde nooit openlijk verzet maar maakte het de Duitsers moeilijk waar hij kon. Hij kende de gemeentewet en zijn bevoegdheden heel precies. Daardoor kon hij maatregelen van de bezetter saboteren, vertragen of ongedaan maken. Elke keer als iets door de bezetter aan de orde werd gesteld of gevraagd, beantwoorde Van Grunsven door te stellen niet te weten of hij bevoegd was, of te ontkennen dat hij bevoegd was. Omgekeerd ook: door te stellen dat hij bevoegd was, ook al was hij het niet, als dat zo uitkwam. Dit vertraagde de boel stevig. Door de NSB werd Van Grunsven omschreven als de man “met een bevoegdheidscomplex”. Van Grunsven was zeer moedig en hij werd vaak door de Duitsers berispt en met ontslag uit zijn functie bedreigd. Zijn grootste succes was te voorkomen dat een NSB-er politiecommissaris van Heerlen werd.
Dolle dinsdag
Twee maanden na de geallieerde landing in Normandië, op 6 juni 1944, kon men Noord-Frankrijk en België bevrijden. Dat leidde in Nederland tot groot optimisme over het verdere verloop van de strijd. De in verwarring en chaos terugtrekkende Duitse militairen versterkten die verwachtingen. Op 5 september 1944, Dolle Dinsdag, namen duizenden NSB-ers de benen nadat ten onrechte melding was gemaakt van de bevrijding van Breda. Het tegendeel was waar: de vaart raakte uit de geallieerde opmars door problemen bij de bevoorrading van de oprukkende legers.Terwijl de geallieerde aanvalsplannen in een snelle bevrijding van Limburg voorzagen, om vervolgens door te stoten naar de Rijn en het Roergebied, wilden de Duitse strategen het gebied tussen Maas en Rijn met alle beschikbare middelen verdedigen.
Het belang van een onbelemmerde scheepvaart op de Rijn als levensader voor de oorlogsindustrie was zó groot, dat de rivier koste wat kost buiten het strijdtoneel moest blijven. Daarom beschouwden de Duitsers de Maas als een uiterst belangrijke barrière in hun verdedigingsstelsel. De bevrijding van Limburg zou daardoor niet alleen een ongewoon natte herfst en een lange, barre en koude winter in beslag nemen, maar bovendien leiden tot vele honderden burgerslachtoffers en ongekende verwoestingen. Op 8 september veroverden Amerikaanse troepen Luik. De vooruitzichten leken gunstig om bij Aken door de verdedigingslinie aan de Duitse westgrens, de Westwall, heen te breken en in de richting van het Roergebied op te rukken. In ijltempo werd een opmars in oostelijke en noordoostelijke richting mogelijk gemaakt.
Op 12 september bereikten de eerste Amerikaanse eenheden de Nederlandse grens. De volgende dag bevrijdden ze Wyck, het oostelijk stadsdeel van Maastricht. Omdat de bevrijders tevens langs de westelijke Maasoever naar het noorden trokken, zagen de Duitsers zich gedwongen de hele stad te ontruimen. Pogingen om de opmars aan de Geul tot staan te brengen, faalden. Op 15 september werd het riviertje bij Meerssen overgestoken. Twee dagen later kwam het front in Zuid-Limburg over de hele linie in beweging. Op 17 september 1944 werd Heerlen na ruim vier jaar bezetting weer bevrijd.
De hulp in Heerlen was zo groot dat de Duitsers de stad een “Untertauchnest”noemden.
wat is uw bron bij deze uitspraak?
niet dat ik deze in twijfel wil trekken maar ik
vraag me af of dit in een document staat.
ik ben nl bezig met een documentaire waar
Heerlen in de oorlogstijd in voorkomt.
De bron is: Jos Hoogeveen, ‘Eveneens voor de goede orde’, Heerlen in oorlogstijd 1940-1944, p. 90:
“Toen het aantal onderduikers toenam en in de omgeving meerdere groepen zich bezig gingen houden met hun verzorging, kwam men tot een organisatie die zich later aansloot bij de Landelijke Organisatie voor Hulp aan Onderduikers (LO). Deze hulp nam in Heerlen dusdanige vormen aan dat de stad op een gegeven moment door de Beauftragte voor de Provincie Limburg als ‘ein Untertauchnetst’ werd betiteld.
bedankt.ik heb het boek inmiddels aangeschaft