Het De Heselleplein is te vergelijken met een groot openluchtmuseum. Tentoongesteld is bouwkunst op ware grootte. Het is de moeite waard om de verschillende gevels stuk voor stuk te bekijken en te genieten van de vele verschillende bouwkundige details.
Dit is deel 2 van “Het mooiste plein van Heerlen”.
Hoewel de meeste huizen netjes gebouwd zijn in een strenge voorgevelrooilijn hebben veel bouwers geprobeerd in de relatie met het plein ongedwongen oplossingen aan te brengen. Op nr.1 is een vooruitspringende middenpartij met links en rechts uitkragende houten balkons (1+2 en 3+4 waren oorspronkelijk dubbele huizen). De terug liggende voordeuren hebben een portiek en zijn te bereiken via afgeschuinde gevelopeningen. Hierdoor krijgt de voorgevel meer plasticiteit.
Tijdens de bloeiperiode van de Art Nouveau speelt gekleurd glas een belangrijke rol en werden oude technieken opnieuw gebruikt (1). Op nr. 5 zien we mauve bovenlichten van glas-in-lood. De witte fries, de stuiter op het dak en de ronde dakkapel op nr. 6 verraden het werk van Jan Stuyt (1915). De ronde erker met smalle ramen, bewerkte consoles en houten balustrade zien we ook op zijn ontwerptekeningen voor de Rotterdamse stadhuisprijsvraag in 1912. Het klassieke voluutkapiteel links en rechts van de portiek heeft een decoratie met een bloemmotief.
Nr. 7 heeft opvallende raamomlijstingen. Een fraai balkon draagt de vlaggenstok. Interessant is de vergelijking tussen nr. 7 en nr. 8 (1914). De hardstenen dragers van het balkon zijn links hol en rechts bol.
Nr. 8 heeft een veel smallere pandbreedte daardoor zijn er hier vier gevelopeningen in plaats van zes. Het balkon van nr. 7 in symmetrisch geplaatst in de eerste verdieping terwijl dat op nr. 8 alleen asymmetrisch mogelijk was. Daardoor heeft de eerste verdieping, kijkend naar hele dubbelblok, weer een nieuwe symmetrie gekregen.
Nr. 9 is waarschijnlijk het werk van Bartels (chef het bureau bij Stuyt). De geblokte monumentale deuromlijsting lijkt op de classistische vormentaal van Stuyt. De naoorlogse rationele gevel van nummer 9a past minder goed op het plein door het ontbreken van een schuin dak. Daarvoor in de plaats werd een speciale gevelbeëindiging gebouwd in de vorm van een attiek. Een attiek is een verhoging van een gevel of schijngevel, die het dak aan het oog moest onttrekken maar hier op zijn beurt weer is aangebracht wellicht als versiering in de plaats van het dak en waarschijnlijk om hoogte van de aan beide naastliggende panden gelijk te houden. Er wordt verteld dat de dames die er woonden, na de oorlog geen verplichte inwoning wilden en daarom geen zolderverdieping bouwden.
De huizen nrs.10, 11, 12/13 (architect Jos Martens, 1932) vallen op door een min of meer architectonisch verborgen verdiepingswoning met loggia aan de pleinzijde en de ambachtelijk mooi ingemetselde gebakken gevelstenen in de vorm van fruitmandjes. De hoekwoning aan de Nicolayestraat is van Fritz Peutz uit 1931 is een traditioneel bakstenen huis met een “vreemde plaatsing van de ramen “ en een nauwkeurig gedetailleerde afschuining van de hoek in hardsteen. De tegenovergelegen hoek uit 1919 heeft uitbundige ambachtelijke details met horizontaal en verticaal uitgemetselde bakstenen (2).
Nr.15 is ontworpen door Ons Limburg in 1919 en de details vertonen overeenkomst vertoont met werk van Jan Stuyt zoals de gepleisterde geveldriehoek, witte fries (3) . Bijzonder zijn de zichtbaar gemaakte lateien en de gewelfde luifel boven de entree. De nrs. 15, 16 en 17 hebben allen een gemetselde rondbogige entree partij in gele steen.
Nr. 19 heeft forse witte kozijnen en horizontale roedeverdeling ook wel ladderramen genoemd een kenmerk van de Amsterdamse school) is ontworpen door G.A.W. Siero, leraar tekenen aan de Ambachtsschool (1932) evenals de hoekoplossing aan de Ambachtstraat met veel gekrulde gevelankers, waar hij zelf in 1920 ging wonen. Het daarnaast gelegen pand (nr. 22 en 23) tekende hij met een feestelijke gevelversiering bestaande uit guirlandes.
Nr. 24, ontworpen door woningvereniging “Eigen Haard” heeft een in drieën gedeelde gevel met een structuur die lijkt op een klassieke kolomindeling maar doet toch modern aan door versiering met donkere baksteen in blokverband op de borstweringen en onder de gootlijst.
Nr. 25 is waarschijnlijk ontworpen door de directeur van de Ambachtschool die er van 1917 tot 1942 heeft gewoond. Hij heeft de ronde erker, de speklagen, sluit- en aanzetstenen en de dakkapellen wellicht afgekeken van Stuyt. Christiaan Verhaaft, bouwkundig opzichter tekende de nrs. 26 en 27. Het dubbelblok is symmetrisch met een jaarsteen 1921 in het midden. Herkenbaar zijn de twee erkers en de asymmetrische onderdoorgang. De nrs. 28, 29 en 30 zijn ontworpen door H.F.J. Stoks met ambachtelijke gele baksteen versieringen en glas-in-lood, T-vensters en bakstenen penanten.
In het centrale groengebied staat de “Dingerbank” onthuld op 30 mei 1936 (4). Het is een mooie plek om uit te rusten na een architectuurwandeling over het mooiste plein van Heerlen.