Mijn ouderlijk huis is ‘verkunst’. Onvoorzien, maar zeer terecht en welkom! Ik ben John Hawinkels, sinds 1945 een van de loten van dat Huis der kunsten.
In 1943 bracht Sjang Maes, broer van de kapper op de Eurenderweg, mijn ouders de winterkolen in hun tijdelijk verblijf aan de Laanderstraat. Hij tipte hen over een leegstaande verdieping aan de Benzenraderweg 201.
Eerst woonde ze boven. Beneden leefde een gezin met kinderen. Op de zolder woonde Nicolaas, die innig bevriend was met de Duitse bezetter. Kort na de komst van mijn ouders verdween hij met achterlating van al zijn spullen. Niet veel later kwam de begane grond vrij en weer wat later groeide het huis langzaam vol met vader, moeder en de vijf kinderen Hawinkels.
Ons huis was groot en had een forse kelder en ruime zolder. De paardenstal en de schuur achter het huis gaven in latere jaren onderdak aan de werkplaats van mijn vader en aan de fietsen, brommers, scooters en auto´s van zijn kinderen en, als er plaats voor was, van hemzelf. De zolder werd mijn domein en ik had er een prachtig uitzicht op een deel van Welten en Putberg. In de kelder bewaarde mijn vader de processiepalen en de kegelballen van de Sint Annakermis.
Het gevaar van het uitbreidingsplan
Het huis werd gebouwd in de beginjaren van de 20e eeuw. Ton van Mastrigt, oud stadsbouwmeester en goede vriend liet weten dat de Eurenderweg en de Benzenraderweg indertijd met elkaar verbonden waren met een Y-splitsing. Volgens Ton gaat het om een oud agrarisch woonhuis dat vroeger deel uitmaakte van een stuk lintbebouwing met huizen en schuren. Een uitbreidingsplan uit 1936 toont plannen om de Burgemeester Waszinkstraat aan te leggen. Vanaf ‘De Bek’ richting Weltervijver. De Y-splitsing Eurenderweg en Benzenraderweg moest daarvoor worden doorkruist en een deel van de lintbebouwing moest wijken.
Eind 1950 kochten mijn ouders het huis van eigenaar Vermeren van de Dr. Jaegerstraat. Ik herinner mij een koopsom van 6000 gulden. De latere plannen, om het oude St. Jozef ziekenhuis naar het buitengebied te verplaatsen en de voorgenomen aanleg van Douvenrade, veroorzaakten bij mijn ouders de nodige onrust. Uit die plannen ontstond het idee een vernieuwde aansluiting tussen de Eurenderweg en de Benzenraderweg te realiseren en daarvoor zou ons huis moeten verdwijnen. Nummer 201 hield stand, de aansluiting kwam er niet en wij hadden er een blije jeugd. In de tijd van de bouw van het nieuwe ziekenhuis deed het huis veelvuldig dienst als noodhospitaal. Er gebeurden tal van ongelukken op de kruising. Mijn vader verleende Rode Kruis hulp en ik hield er mijn eerste auto aan over. Mijn ouders verlieten het huis in 1980. Erg jammer dat het sinds die tijd zo in verval is geraakt.
Verhuizen naar Heerlen
De dikke massieve muren herbergen heel wat verhalen en hebben ingrijpende verbouwingen doorstaan. De verhalen beginnen in mijn herinnering ergens in de tweede wereldoorlog. Bij overlevering vernomen, dan wel te verstaan. Mijn ouders trouwden in 1942. Moeder uit Den Haag en vader uit Roermond. Zij vestigden zich in Heerlen. Kort daarna werd mijn vader in Heerlen aangehouden en door de Duitsers naar Essen gebracht. De ervaringen in de Krupp-fabrieken speelden zijn leven lang een belastende rol.
Tegen de zijgevel van het huis, op ons latere trapveldje, richtten de Duitsers een munitiedepot in. Toen zij daar in 1944 een gesmoorde provisorisch gemaakte brandbom vonden, waren zij overtuigd van een poging tot sabotage. In de schuilkelder van bakker Bunting bekwamen mijn ouders van de schrik. De naam van de dader werd slechts gefluisterd en represailles bleven uit. Iets later brachten onze bevrijders hun munitie op dezelfde plaats onder. In het huis van mijn ouders werden vijf Amerikanen ingekwartierd. Mijn vader was allang weer thuis en leefde op goede voet met zijn bijzondere gasten.
Op een avond in februari 1945 diende zich de whisky aan, als gebruikelijk signaal voor de aftocht naar het front. Mijn vader dronk mee. Twee dagen later kwamen er van de vijf slechts vier terug. Korporaal Gilbert Zendt sneuvelde in een hinderlaag. In maart 1945 sneuvelde Steven Zabala, een tweede ingekwartierde soldaat. Beide graven in Margraten werden door mijn ouders geadopteerd en zijn inmiddels overgenomen door een van mijn broers.
Na het overlijden van mijn vader in 2004 vonden wij een MI-Garand, een Amerikaans geweer. Het was verpakt in jutte en gewikkeld in een krant van maart 1945. In het lange leven van mijn vader heeft hij zijn oorlogsgeheimen krampachtig voor zichzelf gehouden. Zijn vrouw en zijn dagboek wisten veel, maar gaven op gezag van Toon Hawinkels niets prijs. Uit het door hem op de zolder verstopte dagboek bleek dat het wapen als blijk van dank en ter herinnering aan Gilbert Zendt aan mijn vader werd gegeven. Het geweer verhuisde geregeld van plek om te voorkomen dat een van zijn zonen het zou vinden.
Aan de vele persoonlijke militaire stukken uitrusting die na de oorlog in de kelder achterbleven beleefden wij, onbevangen, veel plezier.
Benzenraderweg 201 was een bijzondere plek om te wonen. Het was een prachtige uitvalsbasis voor de verplichte zondagse wandeling richting kikkerpoel en Vrusschemig, Benzenraderbosje, Imstenraderbos en Putberg. Dichtbij lag ook de Bende die afhankelijk van het seizoen geliefd was vanwege de fruitbomen of het winterse sleeparadijs waarvoor bij carrosseriebedrijf Van Well en Goerke een motorkap werd geleend. De kap mét wereldbol van de Ford Taunus, gleed het best. In de tijd dat de gemeente geld gaf voor een Vlaamse Gaai, werd met behulp van de groene geëmailleerde broodtrommel van mijn moeder, lokaas, stuk touw en een stok, geld verdiend in de Bende. Bij pech was het de Rooie van Welten, een tanige politieman van wie ongelukkigerwijze de achtertuin aan de Bende grensde, die je met een schot hagel uit de fruitbomen verdreef.
Elke ochtend was er de geur van bakker Bunting die twee deuren verder zijn kleine bakkerij had. Een reuze aardige man met een groot gezin waarvan Paultje wellicht de meest bekende was. Op een vroege ochtend galoppeerde hij op de oude bakkersknol in de buurt van het voormalige voetbalveld aan de Benzenraderweg en dwong het paard over de tenten van het Hubertuskamp te springen. Vanuit zijn zadel schalde de fiere ruiter dat we allemaal rustig konden blijven liggen. Veel later vatte Paul het plan op om de wereldzeeën te gaan bevaren en bezocht hij, zonder dat ik het wist, mijn ouders met de vraag of ik met hem mee mocht. Ik mocht niet!
De omgeving
Toen het Heeserveld werd gebouwd was het oppasser Buiink van het voetbalveld die ons bij het bouwen van hutten in het bouwterrein streng in de gaten hield en ons van het bouwterrein verjoeg. Alle dagen van het zwemseizoen fietste ik vroeg in de morgen met mijn vader naar Terworm. Dikwijls over de kinderkoppen van de Welterlaan en als de champignons groeiden in de paardenweien rond de Weltervijver, over het zwarte paadje. Bij thuiskomst aten wij dan gebakken ei met verse champignons voordat mijn vader aan het werk ging en ik naar school vertrok. Kolenboer Sjang Maes reed ’s morgens nog steeds met zijn geladen kar langs ons huis. Hij zat dan meestal op de bok. ’s Avonds bij terugkeer sjokte hij beschonken achter de kolenkar aan en liet zich door zijn paard de weg wijzen. Café Schoenmakers, van wie mijn vader in de zestiger jaren een geweldige zwarte zescilinder Opel Kapitein kocht, lag op zijn route. De broer van Sjang knipte onze haren. Methode ‘Bloempot’, volgens mijn moeder. Melkboer Franssen bracht dagelijks zijn zuivel aan de deur en als hij zich bukte om de pan vol te schenken viel steevast de askegel van zijn sigaar in de melkpan.
Vader Hawinkels werkte op en vóór de ON I. Naast zijn werk daar had hij een eigen bedrijfje opgezet. Op het bord aan de muur prijkte: ‘Constructiewerkplaats en Lasinrichting’. De kerk en de hele buurt profiteerde ervan en de vele vrienden van zijn kinderen repareerden er hun fiets, brommer, scooter en later hun auto. Vader Hawinkels verdienden er uitsluitend liefde mee. Zijn Bedford bestelwagen reed zich, opgetuigd als draak, klem tijdens een St. Jorisspel in klein Zwitserland. Vaders vier auto’s stonden na het weekend meestal zonder benzine. Hij had vier zonen die pas véél later een rijbewijs zouden halen.De zijgevel heeft nu de kleur zoals dat in het leven aan de andere kant daarvan veelvuldig is beleefd. Huis der kunsten!
Moeder bleef haar lange leven half Haags. Zij vierden, soms met kunst en vliegwerk, maar vooral kunstig het leven en wij waren er blij mee. De werkplaats van mijn vader bracht échte kunst voort! Veel van de inrichting van de Annakerk kwam er vandaan. Mooi smeedwerk. Ik herinner me de grote gong, het koperen kruisbeeld op het hoofdaltaar, de kandelaars en van later, de prachtige kruisweg en het bijaltaar van Vaders broer Frans Hawinkels.
Zoals bij elk ouderlijk huis zijn er de vele herinneringen. De nieuwe gevel doet die herleven en voegt er een dimensie aan toe.
Een heel mooi verhaal !!!!!!
Leuk en interessant artikel , alleen vind ik het jammer dat er niets over de joodse familie Salomon wordt vermeld, die er toch ook gewoond hebben en een heel angstige tijd hebben doorgebracht tot dat ze gedeporteerd werden……lees: Een joods gezin in onderduik door Salomon Silber.
ik woonde op de Hessellestraat…nu Burgemeester waszinkstraat…..vraagje:
wanneer is het Burg.Wasz.str. geworden?
Hallo,
Ik werk op dit moment opnieuw aan de geschiedenis van Benzenraderweg 201. Mag ik u daarover benaderen? Zo ja, dan ontvang ik graag een telefoonnummer
Mooie verhalen John en mooi geschreven. Wat een geheimen allemaal, leuk hoor.
Om verwarring te voorkomen kreeg de De Hessellestraat een andere naam omdat er in Heerlen ook een Burgemeester De Hesselleplein was/is.
HALLO IN DIE FOTO VAN 1953 IS MIJN HUIS VAN MIJN OPA EN OMA TE ZIEN HET IS HET TWEEDE HUIS , HET WAREN DE MENSEN VAN QUADEN EN DIE HADEN 16 KINDEREN ZELF WAS IK OP DE MOLENBERG GEBOREN IN 1945 MAAR WOON AL SINDS 1965 IN NEW ZEALAND .
GROETEN VAN JOE TEN BERGE
Hallo,
Ik werk opnieuw aan de geschiedenis van Benzenraderweg 201.
Woonde op 203 jouw opa en oma? Hoe heetten zij en van wanneer tot wanneer woonden zijn daar?
John
Inderdaad mooi verhaal, deze verhalen moeten bewaard blijven.
Groeten Hub van de bakkerij Buntinx
Dag Hub,
Ik werk opnieuw aan 201.
Mag ik ’n keer met je praten?
Hoe vind ik je?
Groet,
john Hawinkels
Leuk verhaal John, ik kwam elke dag bij jullie langs, woonde op de Eurenderweg,
O en de Bakkerij Buntinx, heerlijk de bakkersreuk, durfde alleen niet vanaf begin november
Tot na sinterklaas langs te lopen, bang voor zwarte Piet mijn Broer maakte me elk jaar bang.
Leuke tijd toch groeten Mieke
Mooi verhaal John. Groetjes!
Woont daar überhaupt nog iemand op 201!in 2023?
Ik liep er vanmiddag langs en het kwam mij voor als een huis waar zomaar iemand jaren dood kan liggen voor er eindelijk eens iemand naar binnen gluurt.