Ouderlijk huis aan de Kerkraderweg 62, Heerlen

Vieze “ammi”

Molenberg, Heerlen, jaren 1960. Na het avondeten mocht ik nog buiten spelen. En zeker op lange en warme zomeravonden. Ons huis keek uit op de ruime beambtenwoningen van de mijnwerkersbuurt aan de overkant van de straat. Architect Stuyt: delen van de gevels verwezen naar antieke bouwstijlen. Maar achter deze beambtenwoningen werd het in de hiërarchisch opgebouwde wijk snel minder. Weg van de doorlopende hoofdstraat vele eenvoudige, ietwat grauwe arbeiderswoningen. De blokken werden gescheiden door een labyrint van tuintjes, achteroms en met kolengruis bedekte paadjes.

Ouderlijk huis aan de Kerkraderweg 62, Heerlen
Ouderlijk huis aan de Kerkraderweg 62, Heerlen

Op ons burgerjongens had dit stuk Molenberg een grote aantrekkingskracht. Het labyrint was zeer geschikt voor spelletjes. Tikkertje, verstoppertje. Tja, wat deden we daar eigenlijk precies? Of zwierven we maar wat rond? Want er was veel te zien. De tuintjes en achterommetjes waren heel anders dan onze keurig aangeharkte tuin. Er slingerde wat rommel rond, en soms niet zo’n beetje ook. Vooral in de tuinen die niet meer als moestuin werden gebruikt. Grote stapels papier en karton, blijkbaar een handeltje in oud papier. En veel hout, brandhout en bakstenen. Hier en daar verwilderde fruit- en notenbomen.

Maar bovenal waren er veel dieren. Vele mijnwerkers waren boerenzonen. Hun vrouwen vaak boerendochters. Moestuintjes, kippen, konijnen en duiven waren bijna overal. Spannender waren de varkens en hangbuikzwijntjes, geiten, eenden en ganzen. Vele eindigden hun korte levens in de slachtmaand november. Pony’s zag je er ook, en een enkel paard. Was dat het paard van de loemeleman, die eens in de week met paard en wagen langskwam?

Maar er schenen ook nog vele andere dieren te zijn. Muizen en ratten, vlooien en luizen. En marters en verwilderde katten. Ik herinner mij een verwilderde kat met een groot ontstoken oog, uitpuilend en bijna zo groot als een ei. Het arme dier werd door sommigen achterna gezeten en met stenen bekogeld. Of waren het toch luchtbuksen? Dat hield op toen werd gemeld dat het monster was gesignaleerd met… twee schattige kleintjes. Het dier schijnt er nog jaren geleefd te hebben: gehard en gehaaid, en met de vele spreekwoordelijke kattenlevens.

Niet zelden werden de tuinen geruimd. Zeker als er weer eens een brandje was geweest, of een uitbraak van ongedierte. Dan kwamen mensen van de gemeente met vreemde pakken en werd de tuin een tijdje met rood lint afgezet. Mijn moeder verwonderde dit alles niets. ‘Dat zijn asocialen’, wist ze. ‘Je kunt daar beter wegblijven’. Niet dus. Rond 20.00 uur moesten we steevast richting huis. We herkenden het tijdstip aan de zonnestand en het slaan van de kerkklokken bij het S-bochtbosje. Moe maar voldaan. ‘Tot morgen!’

Inmiddels zagen mijn bezwete benen van boven de sok tot aan de onderkant van de korte broek zwart van het stof van de kolenpaden. ‘Vieze ammi!’, riep mijn moeder. ‘Naar boven!’ Dit betekende snel even in bad en dan naar bed. Het begon als een flinke uitbrander, maar werd langzaam een ritueel. We lachten. Ik sliep prima en droomde van dronken dieren en asociaal geworden vriendjes.

Vieze ammi
Vieze ammi? Wat betekende dat eigenlijk? Waar kwam die uitdrukking vandaan? Vele jaren later begon ik me dat af te vragen. Ik had wel iets met taal, en ook met geschiedenis, maar dit kon ik niet thuisbrengen. Was het nu ammi of ammie? Was ammi het Franse ami? Zoiets als ‘vriendje’, of ‘kereltje’? ‘Vies kereltje!’, het zou kunnen. Ik kon het moeilijk geloven. Het klonk niet logisch. Mijn moeder had ook helemaal niets met Frans.

Vaak nam ik mij voor mijn moeder te vragen. Dat heb ik ook gedaan, alleen wat aan de late kant. Ze was inmiddels rond de 80. Er begonnen wat ouderdomskwaaltjes de kop op te steken. Ik vertelde mijn verhaal, en vroeg of ze wist wat ‘vieze ammi’ eigenlijk betekende. Ze lachte vriendelijk. Ze herinnerde zich nog dat ze iets dergelijks ‘in haar jeugd’ gebruikte. Maar wat het betekende? Nee.

Iedereen kent ze. De familiefeestjes. Verjaardagen, maar vooral de gezellige, korte en koude dagen rond Kerst en Nieuwjaar. Na de aperitiefjes wordt het snel informeler. En na de wijntjes bij het eten gaan ze helemaal los. De altijd met veel enthousiasme opgediste familieverhalen, iedere keer weer verteld alsof het de eerste keer is. Jaren geleden betrapte ik mij er op dat ik wel eens dacht: hoe vaak heb je deze al gehoord. Twintig? Of toch dertig en meer? De meeste aanwezigen blijven vriendelijk lachen.

Herinneringen
Maar er zijn verhalen waar je met wat meer aandacht naar luistert. De verhalen uit de Tweede Wereldoorlog blijven mij meestal wel boeien. Zoals rond een ongehuwde tante die een joods kind uit Amsterdam opnam. Na de oorlog weigerde zij het kind af te staan, en liet het onderduiken in België. Een half jaar civiele gijzeling in een heuse gevangenis deed haar niets; ze bleef zwijgen. Nu de ouders waren omgekomen, meende zij over een soort ‘plaatsvervangende moederrechten’ te beschikken. Een heuse affaire was geboren. Journalisten postten bij mijn ouders voor de deur, in de hoop een glimp van mijn tante op te vangen. In 1954 werd Betty verraden en moest zij het katholieke meisjespensionaat verlaten. Mijn tante was even een Bekende Nederlander: op de voorpagina van De Telegraaf terwijl zij de rechtbank in Amsterdam verlaat.

Mijn moeder deed ook wel eens een duit in het zakje. De mooie anekdote over een bekende telg uit de artsenfamilie Widdershoven. 1944. Mijn moeder was net aan komen fietsen. Op de hoek Geleenstraat – Saroleastraat – Bongerd vroegen terugtrekkende Duitsers het zwarte schaap van de familie de weg naar Aken. Die maakte er een potje van en wees de Duitsers een weg die gewoon weer op de Bongerd uitkwam. Hij maakte zich meteen uit de voeten. Toen de Duitsers beseften dat zij besodemieterd waren ontgrendelden zij een automatisch wapen en schoten in de richting van de grapjas. De kogels vlogen iedereen om de oren. Mijn moeder was nog steeds verbaasd dat er niemand om het leven was gekomen.

En natuurlijk de geallieerde bombardementen. Mijn ouders woonden in een winkelpand annex bovenwoning aan de Stationstraat. In 1943 was het station doel van Engelse bommen. De herinnering aan de schade aan het winkelpand was nog springlevend. ‘En weet je waar we de voordeur terugvonden? Achter in de tuin!’. De klap van de luchtdrukverplaatsing had de deur dwars door de gang de tuin in gekatapulteerd.

Dat was niet de enige schade. Vele geallieerde bombardementen troffen het Nederlandse grensgebied. Duizenden landgenoten zijn zo om het leven gekomen. Een niet gering aantal was dat deels zelf schuld. Velen konden de verleiding van een mooi luchtgevecht en kleurrijke bommenregen niet weerstaan. In plaats van de schuilkelder zochten zij de buitenlucht op: spanning en afleiding in een troosteloze oorlogswinter. Zo ook de Heerlense seinwachter. ‘Ze hebben hem zo van de muur van zijn eigen seinwachtershuisje af kunnen schrapen’, vertelde mijn moeder. De gruwelijkheid van het beeld was gesleten door de tijd.

Er begon mij een lampje te branden…
In 1945 was het front naar Duitsland getrokken. Maar vele Amerikaanse militairen bleven regelmatig in ‘Restcenter Heerlen’ verschijnen. Op een dag fietsten mijn moeder en zus, toen een jaar of negen, de Hamerstaat af en sloegen de Welterlaan in, op weg naar modelboerderij Hoeve de Aar. Op zoek naar goede melk of kaas. Daar kwamen twee Amerikaanse soldaten aangelopen en zeiden vriendelijk goedendag. Mijn zus schrok zich rot en viel bijna van de fiets af. Het waren negersoldaten. ‘Je wist dat zoiets bestond, maar toch… zo zwart!’

Over onze bevrijders niets dan goeds. Maar er gingen wel verhalen de ronde. Natuurlijk wat akkefietjes met meisjes en vrouwen. Er zou zelfs worden gestolen en geplunderd. Anderen ontkenden dat: ‘We moeten dankbaar zijn’. Weer anderen wisten wie dat dan wel deden: dat moesten toch wel die negers zijn… Er begon mij een lampje te branden.

Ingezonden verhaal

Als lezer van HeerlenVertelt.nl zal het vaak voorkomen dat u gebeurtenissen, locaties of gebouwen herkent. Wanneer u graag zelf een verhaal hierover wilt schrijven en insturen kan dit natuurlijk!

13 gedachten over “Vieze “ammi””

  1. Geachte heer Van Dijk, met enige verbazing en ongeloof las ik uw verhaal. Bijna 70 jaar woon ik op de Molenberg dus enige kennis van het leven in vroeger tijden hier mag ik mij wel toerekenen. Er woonden inderdaad veel mijnwerkers hier, echter dat waren bijna nooit boerenzonen. Het beroep van mijnwerker ging over van vader op zoon. Dat de mijnwerker trouwde met een boerendochter zal wel eens zijn voorgekomen maar was beslist geen vaste regel. Ook de veestapel die U de mijnwerker toeschrijft is mij volslagen onbekend. Mijnwerkers waren heel vaak beoefenaars van de duivensport. Ook hadden ze, overigens net als veel andere bewoners, vaak kippen. Zoals bekend leggen kippen eieren en om die reden hield men die dieren. Soms werd er een varken gehouden, dat werd vetgemest en voor eigen consumptie begruikt. Een enkeling hield er om dezelfde reden een geit op na. Paarden werden niet gehouden, hoogstens had de plaatselijke groenteboer er een. In een weiland buiten de wijk stond wel eens een paard of pony maar dan had je het ook wel gehad. De loemeleboer die een paard voor zijn kar had gespannen kwam zover ik weet uit Palemig dus het lijkt mij niet waarschijnlijk dat hij zijn paard hier stalde…
    V.w.b. de jacht op katten met een luchtbuks: dat zal misschien sporadisch zijn gebeurd maar was zeker geen vaak voorkomend tijdverdrijf. In mijn jeugd had men geen geld voor een luchtbuks, het enige wapen wat je je kon permitteren was een ” katteflietsch “.
    Wat mij ook frappeerde is het verhaal over het tuinruimen door mannen in vreemde pakken. Mij niet bekend hoor, wellicht dat andere lezers mijn geheugen kunnen opfrissen.
    En om de eigenaars van zo’n tuintje dan asociaal te noemen, nou ja, ieder mag daar zijn mening over hebben. Dan nog even over onze onvolprezen bevrijders: naar mijn mening wekt U de indruk dat er gekleurde amerikaanse soldaten waren die stalen en plunderden.
    Ik weet dat zij juist etenswaren, snoep en kouwgum en andere artikelen uitdeelden aan de bewoners. Wellicht gaat er bij U na het lezen van mijn commentaar een ander lampje branden?
    Vriendelijke groeten, Ton.

    1. Hallo Ton Otten, anderen,

      Ik voel mij toch geroepen te reageren op jullie reacties.
      Op de eerste plaats: mijn verhaal is een bijdrage aan de jaarbundel 2014 van het Heerlens SchrijversCafé. Daarin figureren naast vele gedichten ookeen aantal prozastukjes. Dit ‘verhaal’ pretendeert niet een stukje geschiedschrijving te zijn. Maar een verdichtsel waarin flarden jeugdherinneringen zijn verwerkt. Wellicht had dit wat duidelijker gemeld kunnen worden.

      ‘Veestapel’: natuurlijk zullen er vele huishoudens zijn geweest waar geen dieren werden gehouden, en met keurige tuintjes. Maar die waren voor mij als kind niet interessant, en ook niet voor mijn ‘verhaal’. Leuk is dat je vervolgens toch een hele rits dieren opnoemt die er inderdaad werden gehouden.

      ‘Boerenzonen’: vele mijnwerkers hadden een agrarische achtergrond. Zeker de eerste generatie. Het houden van (nuts)dieren en een moestuintje werd ook aangemoedigd; een groen en gezond alternatief voor het zware werk ondergronds. Gebeurde elders ook door eerste generatie-fabrieksarbeiders.
      En ook op de Molenberg liep dat wel eens uit de hand: verwaarloosde dieren en overlast.

      Kattenjacht: uiteraard en gelukkig was dat een uitzondering. Anders had ik het ook niet uit mijn kinderjaren onthouden.

      ‘Asocialen’: in de jaren 1960 veel gebruikte term voor onaangepasten. Die term is niet van mij, maar hoorde ik wel eens om mij heen, ook uit de mond van mijn moeder als reactie op toestanden die zij onwenselijk vond. ‘Nozems’ herinner ik mij ook, voor de opgeschoten jongens die ’s nachts met hun knetterende Puch langskwamen over de Kerkraderweg en de hele straat wakker maakten.

      Negersoldaten: ik persoonlijk wek helemaal geen indruk als u goed leest. Het waren suggesties op fluistertoon die ik mij herinner.
      Ik hoef ook geen indruk van dieven en plunderaars te wekken. Algemeen bekend is dat onze (Amerikaanse) bevrijders de handjes behoorlijk los hadden zitten. Het vele geweld en de chaos gaf daar ook veel ‘gelegenheid’ toe. Is later ook door onderzoek bevestigd. Ludiek detail: bij onze oosterburen wordt daar minder besmuikt over gedaan. Het stadsbestuur van Aken liet vele jaren in de VS een oproep uitgaan tot teruggave van de zilveren ambtsketting van de burgemeester, bij de inname van Aken in 1944 uit het geplunderde stadhuis verdwenen.
      Dat direct na de oorlog de bevolking de schuld van een ander de negeersoldaten in de schoenen schoof, kan ik niks aan doen.

      Dat ‘vieze ammi’ als aanduiding voor zwarte negersoldaat een racistische kwalificatie is die na de oorlog snel ingeburgerd is geraakt en waarvan de pikante inhoud even snel vergeten, is opmerkelijk: het werd voor velen een onbegrepen en inhoudsloze kreet.
      Ook daar gaat mijn ‘verhaal’ over.

      Tijdens de redactiebespreking van de bundel was Nederland net gedompeld in de Zwarte Pieten-crisis. Gekscherend werd opgemerkt dat hier wel reacties op zouden komen … en jawel hoor.

      Overigens: ik heb prachtige jeugdjaren gehad op mijn geliefde Molenberg. Dat deze herinneringen als negatief voor de wijk zijn geïnterpreteerd, vind ik jammer.
      Maar een mooie aanleiding om ook andere herinneringen eens op te schrijven!

      groet

  2. Het ingezonden stuk van de heer van Dijk heb ik ook met grote verbazing en ongeloof gelezen Ton.
    Ook ik draai al meer dan zestig jaar mee op de Molenberg en herken ook niet wat de heer van Dijk schrijft.
    Ik wilde ook al reageren maar ik ga helemaal mee in je reactie Ton.

  3. “Dat stuk Molenberg” met die “ietwat grauwe arbeiderswoningen” is de plaats waar tientallen jongeren in de jaren 50 en 60 kansrijk en liefdevol zijn opgegroeid. Veelal gelukkig en tevreden, maar zeker niet onder de “asociale” en bijna boeren-middeleeuwse omstandigheden (hangbuikzwijnen???) die in dit verhaal worden geschilderd. Zo ook ik, in de Hendrik van Veldekestraat. Sterker nog, “Dat stuk Molenberg” was en is de Molenberg……… en ja, er woonden ook enkele mijnwerkers, maar dat was niet ‘erfelijk’ of zo.
    Jammer dat dhr. van Dijk zo veel heeft gemist van wat wij als zeer waardevol en vormend hebben ervaren.
    Groet! Henk

  4. Net als anderen herken ook ik me totaal niet in het verhaal van Mark van Dijk, wiens naam me eveneens niets zegt. Afgaande op de foto lag zijn ouderlijk huis naast de woning annex praktijk van huisarts Heiligers. Van daaruit keek je uit op een lange rij oudere, kleinere arbeiderswoningen. Zijn bewering over – ik citeer – ‘ruime beambtenwoningen van de mijnwerkersbuurt waar het snel minder werd’ is volstrekt onjuist en vooral ook onheus.
    Ik heb van 1950 tot 1972 in een niet al te ruime beambtenwoning aan de Van Alphenstraat bij de kerk gewoond, dit is aan de achterzijde van Mark’s vroegere woonhuis. In die tijd ben ik heel vaak aan diezelfde overkant van de Kerkraderweg geweest, maar nooit heb ik ook maar iets ervaren van wat hij nu allemaal te berde brengt. Net als Mark heb ook ik wel iets met taal en geschiedenis, maar zijn verhaal over Molenberg anno jaren 1960 kan ik totaal niet thuisbrengen. Desondanks mijn hartelijk groeten vanuit Nijmegen, Hans.

  5. Geachte heer van dijk,
    Heel kort zal ik u uitleggen waar de reacties van ongeloof en onvrede van bovenstaande lezers vandaan komen. Op heerlenvertelt mag iedereen zijn ervaringen uit (vooral) het verleden weergeven. Ongetwijfeld zal daar ook wel eens iets beschreven worden wat niet strookt met de visie van elke lezer. Het siert de beheerder van onze site dat nagenoeg iedereen zijn zegje mag doen. (Vrijheid van meningsuiting, geschreven met hoofdletters).
    Wat naar mijn mening en kennelijk ook van andere lezers niet de bedoeling is: een bepaalde gebeurtenis, bevolkingsgroep, wijk of geschiedenisitem beschrijven zonder voorafgaand onderzoek,’op een zodanige wijze dat de gevoelens van deze lezers gekrenkt worden. Dat u bovendien voorbijgaat aan de feiten neem ik persoonlijk dan maar ongaarne op de koop toe. Mijn mening is dat, als er een artikel wordt geschreven, op onze site of elders, het niet nodig moet zijn om achteraf te komen met een verantwoording van onjuist weergegeven feiten.
    Vriendelijke groet.Ton.

  6. Met veel plezier snuffel ik af en toe op deze site. Vooral de verhalen over de Molenberg verslind ik. We woonden tot mijn 12e in de Da Costastraat. Ik bewaar fijne herinneringen aan die tijd. Het verhaal van Mark van Dijk heeft ook jij erg verbaasd. Ik zal best een gekleurde herinnering hebben maar vooral de tuinen die allemaal achterom bereikbaar waren door de paadjes heb ik ‘in beeld’ als iets heel erg moois. Mijn weg naar school ging deels achterom en was een feest van herkenning. Iedere dag opnieuw. Een buurvrouw die groette, een buurman die al aan het wieden was tussen z’n plantjes en oma Tümmers die klaar stond met een bosje vergeet-me-nietjes om aan m’n juf te geven. Je kon er fantastische knikkerkuiltjes maken … en natuurlijk kreeg je er vuile handen van. Hoewel ik natuurlijk thuis moest zijn als het donker werd, was het dan juist spannend in het paadje. Ik kreeg er m’n eerste zoentje … Wae aan d’r Muuëleberg kunt, dae kunt aan mich!

  7. Ik snap niks van het hele verhaal er kwamen bij ons velen mijnwerkers in het cafe.Die waren echt niet met een boerendochter getrouwd of waren boerenzonen!Dat weet ik 100% zeker!Ik lees het en denk bij mezelf zit ik op dezelfde website?Die huizen tegenover Heiligers woonde heel gewone mensen in kleine arbeiderswoningen!Wim Frijns,Peutz, etc.woonde er en verder op de familie Peters en Cordewener etc.Die waren groter.Iedereen kon elkaar en het was zelden gedonder!Die paadjes waren geweldig kon je achterom gewoon naar binnen bij iedereen.Beambtenwoningen sorry die waren er niet!Het was er veilig een mooi gevoel!Asocialen dat doet mij het meeste pijn zeker niet op de MOLENBERG!We hebben er een prachtige tijd gehad maar wie ben ik om daarover te oordelen!In ons cafe waren het keihard werkende arbeiders waaronder veel mijnwerkers die vaak ook duiven hadden! Groetjes Rudie.

  8. Deze heer van dijk heeft een behoorlijke fantasie. Ik heb zelf jaren op de molenberg gewoond, misschien wel lqnger als dhr v dijk en herken me niet in het overgrote deel van zijn waarschijnlijk verzonnen verhaal. Bovendien je schrijft het woord ami zonder e en niet met twee keer m(dit terzijde)verder kun je je eigen geboortedorp(als dit al zo is)ook op een positieve manier beschrijven meneer van dijk.verder moet je alles afzetten tegen de toenmalige tijd en weten dat de mensen vroeger weinig mogelijkheden hadden in verhouding met deze tijd en men over het algemeen toch gelukkig was.men moest nl met heel weinig toch iets er van maken.bedenk dit ook eens groeten otto otten

  9. Arbeiderswoning moet Peuls zijn niet Peutz die daar woonde!Dochter is getrouwd met Harrie Koopman!Frijns die er woonden is Wim Frijns met zijn moeder Agnes.Groetjes Rudie.

  10. “Mijnheer” van Dijk, heeft het een beetje (veel) hoog in de bol.
    Hij wil maar duidelijk maken dat hij niet tot de arbeidersklasse behoorde. Hoe zielig kan je zijn?

  11. ik vind de bovenstaande reacties een beetje erg en zeer onverdraagzaam. ik dacht dat oudere mensen meer fatsoen hadden dan jongeren ? herinneringen zijn nu eenmaal een raar ding en laten bij de 1 een andere indruk achter dan bij een ander. ik merk dat al vaak als ik met mijn zusters praat over onze jeugd, dat een herinnering bij de ene zus anders is als bij de andere zus, of bij mij. dat kan. maar wij maken er onderling dan niet zo’n zooitje van als wat ik hierboven lees. leven en laten leven a.u.b.

Reacties zijn gesloten.