Tientallen jaren geleden was het de normaalste zaak van de wereld en door de huidige economische crisis ook weer een beetje actueel: het zelf naaien van kleding.
Als klein knulletje van een jaar of vijf groeide ik er mee op. Mam kreeg haar naaimachine toen ze vijftien jaar was, we schrijven het jaar 1930. Ze had net de huishoudschool afgemaakt en de vraag deed zich voor: “Wat nu?”
Kleding had altijd al haar interesse en zelf iets ontwerpen en maken was haar droom. Daarvoor had ze echter niet voldoende opleiding genoten en bovendien zou ze dan een naaimachine moeten aanschaffen, hetgeen een behoorlijke financiële investering zou zijn. Een naaimachine was in die tijd al heel wat. Naai-en verstelwerk werd toen immers bijna altijd handmatig gedaan. Maar je moest wel weten hoe zo’n modern apparaat werkte, en wat minstens zo belangrijk was: wat voor mogelijkheden biedt dat stukje moderne techniek. Thuis om raad vragen? Niemand wist antwoord op haar vele vragen.
In overleg met haar ouders besloot mijn moeder om een cursus te volgen. Ze doorliep die cursus met als resultaat dat ze zich coupeuse mocht noemen. Haar vader gaf haar geld om een naaimachine aan te schaffen. Ze kocht allerlei patronen en een aantal toebehoren om ook zelf patronen te maken. Ondernemend als ze was oriënteert ze zich op potentiële klanten. Die waren er genoeg!
Een gat in de markt
In die periode ruim vóór de tweede wereldoorlog waren er nog geen winkels waar voor een betaalbare prijs toch min of meer exclusieve kleding gekocht kon worden. Mam zag “een gat in de markt”. Via de kennissenkring van haar vader, die een vrachtrijdersbedrijf in Heerlen had, kwam ze in contact met de “gegoede middenstanders” in Heerlen. Zij konden het zich financieel permitteren om kleding op maat en van een betere kwaliteit stoffen te laten maken. Voor het gemak besloot ze haar naaimachine bij de mensen thuis te laten plaatsen.
Even een busje huren was er niet bij, maar geen nood: pa, mijn opa dus, had een vrachtwagen. Naaimachine er op en hup naar de klant! Dit bood vele voordelen. De maten konden ter plaatse worden genomen, de patronen eventueel aangepast en aan de slag. De kledingstukken werden in elkaar gezet en wederom gepast, waarna ze definitief hun beoogde snit kregen.
Er werden overjassen voor de vrouw des huizes gemaakt jurken, rokken en blouses, alles wat op kledinggebied mogelijk was. De heer des huizes keek en zag dat het goed was! Misschien nog een overjas voor mijnheer? Een nieuwe pantalon voor het “zondagse pak” of misschien wel een heel nieuw kostuum? Niets was onmogelijk.
Jasjes, broeken voor de kindertjes? Toe maar, het kon niet op. Een nieuw communiejurkje voor dochterlief? De trouwjurk van moeder hing toch nog tussen de mottenballen in de kast? Een paar uurtjes werk en een prachtig communiejurkje was het resultaat. Wat zouden de familie en de buren er wel van vinden? Soms werkte mam een paar weken bij de klant; in die tijd bezorgde ze het gezin een compleet nieuwe outfit.
Het vakmanschap van mam blijft niet onopgemerkt. ’s Zondags in de kerk met de nieuwe kleren. Bij het verlaten van de kerk komen de vragen:
“Sjeng, wat haste ing sjun brook aa.”.
“Joa wa, dat hat dat meeëdje van der Sjmeets mich gemak, dat kink kint get, dat is inne ganse!”
“Mia, noe zaag mich ins, wie kumste an dat sjoeën kleêd, dat woar nog get vuur mich”.
Aldus werd de klantenkring van mam groter en groter, de naaimachine werd van klant naar klant verhuisd. Waarmee werden die knappe staaltjes toch verricht!?
Dé trapnaaimachine
Het was een trapnaaimachine van het Duitse merk Pfaff. Het oerdegelijke mechanisme wordt aangedreven door een ronddraaiend wiel. Dit wordt bewogen door met beide voeten op een metalen voetstuk te trappen. Het grote wiel drijft middels een leren snaar het eigenlijke mechanisme aan. Het bovenste, zichtbare gedeelte van de machine kan naar achteren worden geklapt, waardoor het oerdegelijke onderste deel zichtbaar wordt.
Als klein jongetje fascineerde dit stukje techniek me enorm. Ik mocht van mijn moeder garen op de metalen spoeltjes opspoelen en ook het oliën van de machine werd aan mij toevertrouwd. Zo leerde ik met de techniek omgaan. Vooruit naaien: een metalen hendeltje omlaag zetten. Achteruit? Hendeltje omhoog en trappen maar. In een zwart metalen doos zitten diverse hulpstukken, bv. voor het innaaien van ritssluitingen.
In mijn jeugd gebruikte mam de naaimachine, inmiddels zo’n 40 jaar oud, nog veelvuldig. Ze maakte jasjes en broeken voor ons, haar drie zonen. Tevens werden er herstelwerkzaamheden mee gedaan. In die tijd droegen we pofbroeken. Als na enige tijd het zitvlak was versleten: geen probleem. Over het versleten deel werd een ronde lap stof genaaid, als je geluk had was die lap ongeveer in dezelfde kleur als de rest van de broek! (Wij noemden dat een “vlaplaat”). Je viel niet zo héél erg op… want je schoolkameraadjes liepen ook vaker met zo’n plaat op hun kont.
Eigenlijk waren we onze tijd ver vooruit. Tegenwoordig kun je een nieuw colbert kopen met op de ellebogen genaaide stukken van een andere stof. Ook spijkerbroeken met scheuren op de knieën zijn in het huidige straatbeeld geen uitzondering. Hadden ze 70 jaar geleden misschien een vooruitziende blik?
In de na-oorlogse tijd moest je natuurlijk creatief zijn vanwege de vele tekorten op allerlei gebied. Pa werkte bij het Heerlense schildersbedrijf Van Wersch aan de Emmastraat. In het oude C&A-pand moest het interieur worden geschilderd. De vloeren werden afgedekt met enorme stukken oranje flanel. Na het schilderwerk was er een behoorlijke hoeveelheid stof over. Pap nam een aantal meters van die stof mee naar huis. Zonde toch, om dat zomaar weg te gooien? Na een paar uurtjes naaiwerk waren de drie broertjes Otten voorzien van nieuwe pyjama’s. Vanwege de fel-oranje kleur straalde de liefde voor het vaderland er vanaf.
Na tientallen jaren trouwe dienst moest mam vanwege verhuizing naar een bejaardentehuis afscheid nemen van haar zo lang gekoesterde naaimachine. Wat nu?
Die beslissing was gauw genomen. Hij kreeg een plaatsje in mijn huis. Inmiddels is hij zo’n honderd jaar oud(!) en nog steeds wordt hij af en toe gebruikt. Sommige onderdelen zijn nog steeds verkrijgbaar. Het is leuk om de verbaasde blikken te zien van de leverancier als hij hoort dat de machine nog regelmatig wordt gebruikt. Ik ben benieuwd of hij ooit onderdak krijgt bij één van onze kleinkinderen…
Prachtig verhaal en veel komt weer boven.
In Meezenbroek in de Jozef Israelstraat woonde Dirkje IJzerman en zij was een geweldige coupeuse. Haar man moest in duitse krijgsdienst en was al gauw vermist. Achteraf bleek hij gevangen genomen. Maar Dirkje had een zoontje,Hugo en moest toch aan de kost komen en dat deed ze met dezelfde naaimachine en met veel succes! Zij maakte voor ons van twee oude jassen voor mij een prachtige nieuwe! Wij woonden vlakbij haar en heel vaak was ik daar om te kijken, ze was alleen en ik hield me dan bezig met kleine Hugo, kon zij doorwerken
.Als er een razzia was mochten een paar buurmannen bij haar in de schuur zitten tot het over was,want de duitsers kwamen bij haar niet zoeken! haar man was immers in duitse dienst.Gelukkig kwam hij na de oorlog weer thuis, had een tijd in Amerika gezeten.
Wat een verhaal over een naaimachine al niet los maakt!
Leuk te lezen over de ´vlaplaat´: de ronde lap op het zitvlak. Ik zet geregeld zo´n vlaplaat op mijn versleten jeans. Nooit geweten dat het zo genoed wordt.
Ook koop ik via Eaby oude Franse werkbroeken zg. Bleu-deTravail (uit de jaren 20, 30, 50 en 60), die ook gerepareerd zijn met die vlaplaten van donkerblauwe werkbroekenstof.
Of ik laat mijn Turkse kleermaker er een op het dunne zitvlak naaien.
Zo kan ik lekker lang met mijn broeken doen.
Wat een leuk verhaal. Mijn oma had ook zo’n Pfaff. Ik heb um nu. Het zal niet lang meer duren of ik heb die machine langer dan mijn oma in bezit en dat vind ik een bizarre gedachte.Wat ik me afvraag is wat zo’n machine nu kostte in die tijd. Ik ben nl de winkel van mijn grootouders aan het borduren en ik wil die naaimachine in de etalage zetten, met prijskaartje.