Bron: Ton van Mastrigt

Burgemeester van Grunsvenplein, de torens

Het denken over ruimtelijke kwaliteit richt zich meestal op gebouwen en weinig op de ruimte die er tussen gebouwen overblijft. Bijvoorbeeld, wat is een plein? Een plein is een ruimte van enige uitgestrektheid in of aan de rand van een stad.

Plein
In de middeleeuwen koos men meestal voor pleingevels van tegenelkaar gebouwde huizen. Zo ontstond een gesloten stadsbeeld. De barok had een voorliefde voor geheel open perspectieven. Een voorbeeld daarvan is Versailles. Vaak wordt het plein ook beschouwd als het voorplein van een aanzienlijk gebouw zoals een schouwburg(1). Een illustratie daarvan is het Konzerthaus aan de Gendarmenmarkt in Berlijn, links en rechts geflankeerd door op elkaar lijkende gebouwen(2).

Het Burgemeester van Grunsvenplein kan worden beschouwd als een grote ruimte tussen (het winkelcentrum het Loon aan) de Homerusstraat en de Geerstraat. In het noorden begrensd door de Muzenlaan en in het zuiden begrensd door de Apollolaan. In dit stedenbouwkundige concept paste Peutz later de Schouwburg in. De inrichting is steenachtig en er is weinig groen. Sommige mensen vergelijken het Schouwburgplein met de grote pleinen in Communistische landen. (zie ook Heerlenvertelt.nl Schouwburg). Pogingen om met bebouwing, de afmetingen van het plein te verkleinen kregen niet veel steun van de omwonenden. De privacy, bezonning en het vrije uitzicht waren in geding . Plannen met groen en bomen kregen wel veel bijval.

Schets afbouw Burgemeester van Grunsvenplein, 1981
Schets afbouw Burgemeester van Grunsvenplein, 1981

Herbergzaamheid
In de Binnenstadsnota van 1977 wordt de herbergzaamheid in de omgeving van het van Grunsvenplein omschreven als: ongezellig, uiteengelegd en eentonig. Er zijn veel plannen gemaakt om daar iets aan te veranderen. De stedenbouwkundigen van de gemeente wilden het plein als het ware met bebouwing omarmen. Vooral in noordelijke richting lijkt de ruimte weg te stromen, daardoor is men eerder geneigd te kijken naar gebouwen op enige afstand dan naar de gevels die het plein omlijsten. Er werden schetsen gemaakt met nieuwe bouwblokken in het verlengde van de Schinkelstraat (zie afbeelding), waarbij zelfs werd geopperd om de Geerstaat te overbouwen ter plaatse van de “Banque Paris et des Pays-Bas”, (1973-1974).

Een mogelijkheid om de huiselijkheid van dit grote plein te bevorderen was de inrichting met kunst, bestrating en straatmeubilair. De fontein met waterbak naast de Schouwburg met daarin het beeld de Zonneruiter stond er al sinds 1971(3). Het beeld van de Walvis heeft lange tijd de zee van ruimte onderbroken en is nu verplaatst naar de omgeving van het Bekkerveld (4). Het plein heeft een licht gebold vlak gemaakt van zwarte koperslakkeien. Op het plein staan speciaal ontworpen lichtmasten die uniek zijn en nergens anders voorkomen (zie afbeelding verlichting van Burgemeester van Grunsvenplein).

Bron: Ton van Mastrigt | Verlichting Burgemeester van Grunsvenplein
Bron: Ton van Mastrigt | Verlichting Burgemeester van Grunsvenplein
Plan aankleding Burgemeester van Grunsvenplein noordzijde, 1972
Plan aankleding Burgemeester van Grunsvenplein noordzijde, 1972
Plan aankleding Burgemeester van Grunsvenplein zuidzijde, 1972
Plan aankleding Burgemeester van Grunsvenplein zuidzijde, 1972

Begin jaren zeventig bestond er een idee om de randen van het rechthoekige bestratingsvlak van overkappingen, kiosken en abri’s te voorzien (zie afbeeldingen). Het plan was ontworpen op een raster met driehoeken. Alleen de bushalte met aangelegen bebouwing is gerealiseerd en inmiddels ook alweer afgebroken. Al deze oplossingen gaven het plein een iets kleinere maat waardoor de jaarlijkse Taptoe het met een beperkter speelveld had moeten doen.

Ronde toren
De volgende aanval op de leegte van het “Schouwburgplein is het stadsontwerp van oktober 1989. In het plan werden voorstellen gedaan om gaten in het centrum te vullen. Op de maquette zijn de eerste suggesties te zien voor een aantal projecten waarvan sommigen wel en anderen niet zouden worden uitgevoerd. (Zie foto van presentatie door burgemeester Piet van Zeil aan minister-president Ruud Lubbers in 1990).

Foto Dries Linssen, Presentatie stadsontwerp door burgemeester Piet van Zeil aan minister-president Ruud Lubbers in 1990
Foto Dries Linssen, Presentatie stadsontwerp door burgemeester Piet van Zeil aan minister-president Ruud Lubbers in 1990

Het gebied in de omgeving van het van Grunsvenplein kwam in dat ontwerp uitvoerig aan bod. Er werd een toren geprojecteerd op het terrein van het voormalige Sportfondsenbad aan de Valkenburgerweg. Een nieuwe winkelgalerij (Corio Center 1998) komt op de plaats van de zogenaamde “Boerderij” aan de Saroleastraat. Banaanvormige kantoren verschijnen ter plaatse van de kerk aan de Laanderstraat. Die aanvankelijk zou worden afgebroken(5).

Stadsontwerp, 1989, uitsnede Burgemeester van Grunsvenplein,  ronde toren
Stadsontwerp, 1989, uitsnede Burgemeester van Grunsvenplein, ronde toren

De meest markante suggestie is een grote ronde toren op de hoek van het plein, naast de huidige noodtrap van de parkeergarage en precies ingepast in het verlengde van de van der Maessenstraat-Schinkelstraat. De toren heeft een rondlopend terras op de top en een plint in twee lagen waaraan een driehoekige uitbouw was toegevoegd. Een ronde toren versterkt met alzijdig uitstraling het bijzondere karakter van deze plek door toepassing van gelijke “voorgevels” in alle richtgingen. De toren was bedoeld als een icoon voor het centrumplan, die in misschien wel honderd straten van Heerlen te zien zou zijn geweest.

Gestapelde torens
De suggesties van het stadsontwerp van de gemeente werden vervolgens door een samenwerkingsverband uitgewerkt. De gemeente spande zich, samen met de private partners, in om te komen tot hoogwaardige kwaliteit. Zij maakte daartoe afspraken over de architectenkeuze bij het ontwikkelen van bouwplannen. Aan de westzijde van het centrum werd zakelijkheid en voortzetting van de moderne architectuur nagestreefd, terwijl aan de oostzijde de aansluiting bij de oude structuur en bebouwing werd gezocht (6). In dit beleidskader kwam in 1992 de keuze voor Prof. O.M. Ungers tot stand. Zijn eerste ontwerp, 54 meter hoog, was een schijfvormig strak gebouw in de architectuurtaal van de kopgebouwen aan het eind van de Promenade (zie afbeelding).

Bron: Ton van Mastrigt
Bron: Ton van Mastrigt

Het ontwerpprincipe is een rationeel vierkantjespatroon met meestal veel uniforme vierkante ramen (zie afbeelding). In de onderste lagen was poortvormige opening uitgespaard waardoor de scherpe hoek van het kantoorgebouw te zien zou zijn.

In de periode 1995-1997 volgen er nieuwe ontwerpen ook van de hand van Ungers. Hij ging op zoek naar een meer gestapelde geleding en probeerde een meer aantrekkelijk bouwvorm uit door toepassing van een drietraps profiel, waarbij de verschillende op elkaar getaste blokken naar boven smaller werden. Uiteindelijk haalde hij met een veel hogere toren van 110 meter de krant(7).

Ontwerp Prof. O.M. Ungers, 1992,  schijfvormige toren
Ontwerp Prof. O.M. Ungers, 1992, schijfvormige toren

Deze strakke rechte toren, zonder veel versiering, zou worden gemaakt van rode baksteen en had een plint en een bekroning.

In 2001 ontwierp bureau Hoen uit Maastricht ook zo’n hoge toren die in materialen beter aansloot bij de vormgeving uit de zestiger jaren. De beoordelingscommissies vonden dat het gebouw zijn achterwerk naar het centrum keerde en de architectonische kwaliteit gelet op de grote zichtbaarheid niet goed genoeg was.

Dansende torens
Samen met projectontwikkelaar 3W uit Maastricht werd besloten een heel nieuw plan op te stellen op basis van een meervoudige opdracht. In maart 2002 werd Prof.Ir. K. Rijnboutt ingeschakeld om de randvoorwaarden te formuleren voor deze opdracht(8). Een jury koos het ontwerp van Francine Houben van Mecanoo Architecten. Zij voldeed op meesterlijke wijze aan de wens Heerlen een nieuw icoon terug te geven. De metafoor van de dansende Lange Jan en Lange Lies gaf Heerlen architectuur waarin de bevolking, carnavaleske referenties (zie afbeeldingen) en de geschiedenis van het mijnverleden kon herkennen.

Dansende torens, Carnavalsoptocht 1963
Dansende torens, Carnavalsoptocht 1963

Het plan gaat uit van massief materiaal gebruik in sterk contrast met de skeletachtige structuur van de bestaande woonbebouwing in ’t Loon. De bouwhoogte is ongeveer 90 meter. De relatief gladde gevels versterken het monolithische karakter en wijzen naar de slanke schoorstenen van de ONI. Door in de top schuine lijnen te introduceren en het hoogste punt slanker te laten oprijzen ontstaat een bekroning met meer originaliteit dan bij klassieke benaderingen.

 Lange Jan en Lange Lies, Maquette, Francine Houben Mecanoo Architecten, 2003
Lange Jan en Lange Lies, Maquette, Francine Houben Mecanoo Architecten, 2003

Dit ontwerp zal in de avonduren vooral zichtbaar zijn met traditioneel verlichte raamopeningen die het woonkarakter benadrukken en door de rotatie van de woningplattegronden een speels en niet symmetrisch lichtpatroon laten zien.

Lange Jan en Lange Lies, Zuidgevel, Francine Houben Mecanoo Architecten, 2003
Lange Jan en Lange Lies, Zuidgevel, Francine Houben Mecanoo Architecten, 2003

Het silhouet van de toren kan nog worden versterkt door verlichtingselementen aan de gevelarchitectuur op te hangen. Het ontbrak destijds aan een programma op de begane grond en de eerste verdieping. Daardoor zou het plint van het gebouw minder interessant zijn als bijdrage aan de verlevendiging van het plein zoals bedoeld in de randvoorwaarden. Tijdens de onlangs gehouden debatten, ter gelegenheid van de tentoonstelling UNBUILT-HEERLEN werd door veel jongeren gezegd dat het jammer is dat de torens niet zijn gebouwd. De ouderen vonden het prima dat de dansende torens er niet zijn gekomen, zij vreesden dat beide giganten de herkenbare belevingswereld op voetgangersniveau ernstig zouden aantasten (9).

Ton van Mastrigt

Ing. A.E.F. van Mastrigt, (Valkenburg-Houthem,1944) studeerde architectuur aan de Limburgse Academie van Bouwkunst te Maastricht. Hij is stedenbouwkundige en was werkzaam als hoofd ruimtelijke ordening en stadsbouwmeester te Heerlen. Momenteel is hij verbonden aan SCHUNCK* een multidisciplinaire culturele instelling, gespecialiseerd in Moderniteit en Urban-Culture in de internationale hedendaagse kunst en cultuur. Ton van Mastrigt is lid van welstandscommissie in het district Midden-Limburg en woont in Heerlen.

4 gedachten over “Burgemeester van Grunsvenplein, de torens”

  1. Beste Ton, goed dat je ons herinnert aan principes van goede stedenbouw.

    De crisissen van de afgelopen decennia leren ons opnieuw dat optimaliseren beter is dan maximaliseren. You can’t always get what you want (Rolling Stones).
    Er staat een prijs op maximaliseren, bijv. als winsten worden gemaximaliseerd, om aandeelhouders te behagen.

    De moderne mens maximaliseert alles. Ook Charlie Hebdo maximaliseert.

    Onder de architecten heeft Rem Koolhaas in ons land het slechtste voorbeeld gegeven met het gebouw “De Rotterdam”, het grootste gebouw van Rotterdam. Het lijkt wel een wedstrijd met veel afgunst.

    Sommige steden trappen graag in die val van groot, groter, grootst.
    Heerlen is een van die steden. Het lijkt wel of de stadsbestuurders van Heerlen pas van hun stad gaan houden als het volgende nieuwe plan is gerealiseerd. Het is een belofte die nooit wordt ingelost.

    Laat ze hun liefde voor de stad maar echt belijden.
    Daarvoor is het nooit te laat.

  2. “Alles van waarde is weerloos” heeft Lucebert eens gezegd. Ik was het er altijd graag mee eens, maar ik ben niet denklui.
    Als iets genoeg waarde heeft en als mensen weerbaar zijn, dan heeft Lucebert geen gelijk.
    Misschien is de tragiek van Heerlen wel, dat de historische waarden net niet genoeg waarden vertegenwoordigden, en dat de mensen zich er daarom niet of nauwelijks sterk voor wilden maakten, gecombineerd met het feit dat die mensen ook niet een echt weerbare houding hadden, gegroeid uit paternalisme.
    Heerlen maakt een zgn. moderniseringsslag door, al vele decennia lang, en waar geen einde aan lijkt te komen. En de drijvende kracht is “infrastructuur”.
    In die zin heeft de Amerikaan David Jokinen gewonnen met zijn plan “geef de stad een kans”. Hij had in 1968 voorbeeldplannen gemaakt voor Amsterdam, Deventer en Maastricht.
    Alleen in Amsterdam is de oorlog (Nieuwmarktbuurt) echt gevoerd en heeft hij die verloren. In Brussel is precies het omgekeerde gebeurd.
    Om misverstanden te voorkomen, het was geen oorlog om een buurt te sparen.
    In Amsterdam is gebleken dat “alles van waarde wel degelijk weerbaar is”.
    Spreek je liefde uit en sta daar dan ook voor.
    Het is nooit te laat.

    P.S.: Ik ben het van harte eens met de sloop van het winkelcentrum ’t Loon. Met het potentieel dat dan vrij komt is veel goeds te doen in de bestaande stad.
    Het plan met de doorbraak in de Saroleastraat, de aanleg van de Promenade en ’t Loon was een sterk staaltje van eindbeeldplanning, waarbij de tussenliggende fasen werden verwaarloosd vanuit de diepe wens om het eind te halen. ’t Loon was te hoog en te ver vooruit gegrepen. Grote stappen snel thuis.

  3. Wat maakt een stad tot een stad. Wat maakt een koor tot een koor. Wat maakt een hamer tot een hamer?
    Al die gebouwen, bomen en wegen, die losse noten, die losse stemmen, dat stukje hout en ijzer.
    Het is niks zonder de compositie, de componist en de dirigent.
    In de praktijk van alledag mag de bureaucratie het oplossen, maar de bureaucratie arrangeert alleen maar het democratisch proces, de procedure, en dat zelfs op een onvolmaakte manier.
    We moeten terug naar de stadsbouwmeester, maar niet een in vaste dienst met een cao voor het leven.
    Een bouwmeester die respect afdwingt en die uit zichzelf vertrekt als hij of zij dat respect niet ontvangt.

  4. Misschien is het tijd om het duo Van Grunsven-Peutz in een nieuw daglicht te plaatsen, in die zin dat hun moderniseringsdrift niet alleen goede dingen heeft opgeleverd, maar onbedoeld ook heeft geleid tot roekeloosheid in het ruimtelijke beleid.
    Naar mijn stellige indruk heeft de (terechte) kritiek op de eclectische architectuur in de oude stad ook geleid tot minachting en tot een ongegeneerde sloopdrift.
    De stad is uit balans geraakt.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.