Bron: Rijckheyt | Hoofdkantoor van Staatsmijnen Heerlen

Oog voor detail: “De Boerderij” Hoofdkantoor van Staatsmijnen

De centrale directie der Staatsmijnen koos, in tegenstelling tot de Oranje Nassaumijnen, haar domicilie buiten één van de mijnterreinen. Met het hoofdkantoor in Heerlen werd begonnen in 1906. Het gebouw omvatte toen één vleugel, de zogenaamde “Witte Boerderij” aan de Saroleastraat.

Bron: Rijckheyt | Hoofdkantoor van Staatsmijnen Heerlen
Bron: Rijckheyt | Hoofdkantoor van Staatsmijnen Heerlen

De begane grondlaag en de hoeklisenen waren uitgevoerd in rode baksteen. De verdiepingslagen waren grotendeels wit gepleisterd. Het gebouw sprak sterk tot de verbeelding. Het had veel dakvlakken en zichtbare ambachtelijke houten details, zoals bewerkte gootklossen die het dakoverstek ondersteunden. Aanvankelijk lag de bijnaam “Witte Boerderij” voor de hand. De uitbreiding aan de van der Maesenstraat in de richting van de Honigmannstraat bracht echter een meer paleisachtige, hiërarchie in beeld, zoals bij de Ambachtsschool en de Vroedvrouwenschool. Dit gebouw had drie kappen, de middelste met een spitse geveldriehoek terwijl de twee andere kappen een trapeziumvorm hadden met een zogenaamd wolfseind, kenmerkend voor boerderijen. Het dak was gedekt met pannen en versierd met dakpironnen. Dit zijn pionnen van keramiek of metaal aan het einde van de nok.

De oorspronkelijke architect was rijksbouwmeester Daniël E.C. Knuttel (1857-1926). Hij ontwierp, rond de eeuwwisseling, verschillende overheidsgebouwen waaronder het Ministerie van Economische zaken in Den Haag. Hij maakte gebruik van de zogenaamde chaletstijl, een geromantiseerde bouwwijze die, ten tijde van het opkomend toerisme, van de boerderijen in de Alpenlanden kon worden afgekeken. Knuttel is volgens het N.A.I. waarschijnlijk de minst bekende van de Nederlandse rijksbouwmeesters (1). Dit komt deels omdat zijn aandacht vooral uitging naar organisatorische en bestuurlijke aspecten en hij voor het ontwerpwerk getalenteerde architecten als G. Friedhoff en M.J. Granpré Molière binnenhaalde.

“De Boerderij” als metafoor
Felix Rutten publiceerde in 1914 een felle aanklacht met als titel “Onder den rook der mijn“. Hij was bang dat de mijnindustrie het oorspronkelijke agrarische cultuurlandschap zou aantasten. Misschien was de “De Boerderij” een metafoor voor het bedreigde cultuurlandschap en behoud van traditionele architectuur. Tot op de dag van vandaag hoor je nog de vraag: waarom is “De Boerderij” gesloopt?Moderne architectuur zoals het Modehuis Schunck dat de bijnaam Glaspaleis kreeg en het Hoofdkantoor van de Oranje Nassaumijnen dat de bijnaam Aquarium kreeg, was aanvankelijk niet geliefd. Het kostte kennelijk moeite, te houden van de kale ingenieurskunst die de pioniers van de mijnindustrie naar deze streek brachten. Heerlen beminde het landschap, bouwde boerderijen uit de agrische traditie na en keek wat onwennig naar nieuwe materialen zoals het staal, glas en beton. Het boerderijachtige hoofdbureau van de machtige Staatsmijnen toonde overeenkomst met de vormentaal van de kleinschalige mijnwerkerswoningen. Het leek erop dat de bazen wilde werken zoals de mijnwerkers woonden. De Oranje Nassau Mijnen bouwde aan de Rennemigerstraat in 1914 mijnwerkerswoningen met grote kappen bedekt met dakpannen. Dit soort huizen staan ook aan de Sittarderweg Het karakter werd bepaald door houten luiken, zesruitsvensters, romantische houten voordeuren, gevelankers bakstenen en wolfseinden. De functie van dit wolfseinde werd verklaard door het vergroten van de zolder onder een schilddak en de mogelijkheid ramen te maken in de topgevel. De afschuining zou ook een minder windgevoelige kapconstructie kunnen opleveren ten opzichte van het oorspronkelijke zadeldak.

Foto: Ton van Mastrigt | Mijnwerkerswoningen Rennemigerstraat
Foto: Ton van Mastrigt | Mijnwerkerswoningen Rennemigerstraat
Foto: Ton van Mastrigt | Mijnwerkerswoningen Sittarderweg
Foto: Ton van Mastrigt | Mijnwerkerswoningen Sittarderweg

“De Boerderij” als model
Niet alleen in de mijnwerkers koloniën maar ook in de villaparken staan pittoreske huizen die het landelijke karakter van een boerderij uitstralen, met rieten daken met wolfseinden en houten voorschotten in de geveltop, vaak gecombineerd met getimmerde dakranden op houten klossen.
Architecten bestudeerden niet alleen klassieke architectuur maar keken ook naar Hollandse architectuur als inspiratiebron. In Duitsland wordt gezocht naar een volkseigen Germaanse architectuur. Oorsprong en techniek gingen terug naar de hoofdelementen van boerderijen de kolom, de puibalk en het zadeldak.
De boerderij stond model voor veel villa’s. Een mooi voorbeeld is villa Francisca, gebouwd aan de Fransiscusweg in Heerlen met invloed van de Amsterdamse School in 1921 naar ontwerp van architect ir. A. Boeken uit Amsterdam.

Foto: Ton van Mastrigt | Villa Francisca Heerlen
Foto: Ton van Mastrigt | Villa Francisca Heerlen

Hij hoorde tot een groep geestverwante jonge architecten (Groep 32) die wel de functionele denkbeelden van het nieuwe bouwen onderschreven maar meer aandacht aan traditionele grondvormen, ambachtelijkheid en lokale materialen wilde besteden. Een vergelijkbare ontwikkeling is te zien in de Stuttgarter Schule als tegenbeweging van het Bauhaus, waarin de overlevering van vakmanschap wordt verheerlijkt en het experiment wordt afgewezen. In de tweede wereldoorlog werd het boerderij – model van de “Heimat”- cultuur ook voor camouflagedoeleinden gebruikt. Op het vliegveld Deelen staan bunkers uit 1942 in de vorm van boerderijwoningen (2).

“De Boerderij” gesloopt”
Halverwege de jaren 80 van de vorige eeuw debatteerde de gemeenteraad van Heerlen over het wel of niet afbreken van,“De Boerderij”. Veel Heerlenaren verlangden terug naar het knusse centrum van na de oorlog. Bijna alle raadsfracties zeiden sloop te betreuren, maar er werd geen meerderheid gevonden om de sloop daadwerkelijk tegen te houden (3). Toegegeven, het is makkelijker de geschiedenis achteraf te beoordelen dan op het moment zelf. In die tijd gingen meer blikvangers van de mijngeschiedenis onderuit zonder dat men zeker wist hoe het verder moest. “Er kwamen bij de gemeente regelmatig plannen binnen om het gebouw te redden zodat het niet tegen de grond hoefde. Maar al die plannen misten echter een gezonde financiële basis en waren daarom niet haalbaar.”(4) De maatschappelijke betekenis van de oude mijngebouwen als dragers van het culturele erfgoed was toen geen aandachtspunt. Het heeft weinig zin lang stil staan bij het verleden maar van de geschiedenis valt wel te leren. Wat zijn de belangrijkste “sloopoorzaken” van jonge monumenten? Het belang van de eigenaar stond meestal centraal. Behoud in het belang van de stad als geheel kwam op de tweede plaats. Het besluitvormingsproces droeg sporen van de zogenaamde nefaste drie O’s: Onwetendheid, Onverschilligheid en Onwilligheid (5).

Over het behouden van oude monumenten zoals de Sint Pancratiuskerk en Kasteel Hoensbroek bestond geen twijfel. Maar bij jonge monumenten lag dat anders. Zo kon het voorkomen dat wat de gemeenteraad op het ene moment veilig stelde als cultureel erfgoed op het andere moment werd afgebroken. “De Boerderij” was in de Binnenstadsnota van 1977 aangewezen als “affectief monument” en werd in 1985 met de grond gelijk gemaakt.

Bron: Rijckheyt | Hoofdkantoor van Staatsmijnen Heerlen
Bron: Rijckheyt | Hoofdkantoor van Staatsmijnen Heerlen

“De Boerderij” populair
Veel mensen denken bij een droomhuis aan een romantisch boerderijtje. Men is bereid tochtige ramen en deuren en ontbrekende isolatie op de koop toe te nemen. Boerderijen spreken tot de verbeelding. Je kunt ze ruiken. Ze zijn onuitwisbaar in het geheugen geprent. Grote zolders met onbestemde ruimte hebben iets mysterieus, schuine daken lijken waterdichtheid en geborgenheid te garanderen. Ze zijn vaak vrijstaand en “wel” gelegen. Wat betreft de omgevingsfactoren is van burenhinder geen sprake.

Foto: Ton van Mastrigt | Boerderijtje Benzenrade
Foto: Ton van Mastrigt | Boerderijtje Benzenrade

Websites van makelaars staan vol met zogenaamde boerderettes. Een boerderette is een woningtype uit de vroege eenentwintigste eeuw, gebouwd in een stijl die doet denken aan een traditionele boerderij, maar als zodanig in de historie niet heeft bestaan. Het begrip zou destijds zijn geïntroduceerd door Wim T. Schippers (6). Colleges architectuurbeschouwing gebruiken het begrip boerderette als voorbeeld van populistische catalogusbouw die, in Vinexwijken, zou hebben geleid tot onaantrekkelijke historiserende bebouwing. In commerciële kring, is het begrip positief gebruikt voor een landelijk-nostalgisch type woning dat het op de woningmarkt uitstekend doet.

Dat de keuze voor strakke nieuwe vormen of voor meer ambachtelijke oude vormen ook in Heerlen al lang ter discussie stond blijkt uit de volgende passage. Men mag het betreuren, dat de eenvoudige schoonheid der oude woningen en boerderijen met hare grote vlakken niet in de nieuwe architectuur is behouden gebleven, het is een feit, dat Heerlen daardoor wel de meest “Hollandse stad “ van Zuid Limburg is geworden (7).

Ton van Mastrigt

Ing. A.E.F. van Mastrigt, (Valkenburg-Houthem,1944) studeerde architectuur aan de Limburgse Academie van Bouwkunst te Maastricht. Hij is stedenbouwkundige en was werkzaam als hoofd ruimtelijke ordening en stadsbouwmeester te Heerlen. Momenteel is hij verbonden aan SCHUNCK* een multidisciplinaire culturele instelling, gespecialiseerd in Moderniteit en Urban-Culture in de internationale hedendaagse kunst en cultuur. Ton van Mastrigt is lid van welstandscommissie in het district Midden-Limburg en woont in Heerlen.

4 gedachten over “Oog voor detail: “De Boerderij” Hoofdkantoor van Staatsmijnen”

  1. Dit artikel is mij uit het hart gegrepen. Zelf heb ik van 1958 tot 1960 op die plek gewerkt. De ingang ,voor ons toen nog aankomend beambten, was
    tegenover het oude station. Zo gezegd achterom. Bij het dagelijkse middag-ommetje kwamen we natuurlijk langs de voor- en zijkant van het monumentale pand. Dat had toch iedere keer iets.
    Jammer die afbraak van een beeldbepalend monument in Heerlen. Ik kom nu nog wel eens in die stad, maar ik mis steeds weer opnieuw de “boerderij”.
    De mijnindustrie/politiek in het Duitse Essen b.v. heeft die metamorfose (net als op veel plaatsen in Belgisch Limburg) verstandiger en met veel meer respect voor dat wat er was, aangepakt. Ga beslist eens kijken daar in Essen
    en laat het goude oude in een nieuwe vorm en bestemming op je inwerken.
    Een goede praktische school voor stadsplanologen en politici . Helaas is de leerstof voor nieuwe uitdagingen op dat punt nauwelijks nog voorradig.

  2. Ik heb hier gewerkt van 1975 tot en met 1979. Een geweldig gebouw met karakter. De pater noster lift en nog heel veel mooie oude elementen. Ik ben blij dat ik dit toendertijd heb mee mogen maken. Een mooie herinnering aan een prachtig gebouw.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.