Het eerste hulppostkantoor op de Heerlerbaan werd met ingang van 16 februari 1916 gevestigd in het hoekpand Bautscherweg-Heerlerbaan. Het kantoor werd beheerd door de brievengaarder F.J. Dreissen en zijn echtgenote H.M. Dreissen-Vaessen. Op 27 november 1918 werd daar ook een hulptelegraaf- en een hulptelefoonkantoor gevestigd. De vestiging van dit hulptelegraaf- en telefoonkantoor had nogal wat voeten in de aarde…
Al op 2 maart 1916, dus nauwelijks een maand na de opening van het hulppostkantoor, lag er een eerste verzoek bij het gemeentebestuur van Heerlen op de mat. Dat verzoek wordt gedaan door M.J. Bulkens en wordt gevolgd door een brief van de inspectie Posterijen & Telegrafie, afdeling Maastricht, waarin het gemeentebestuur gevraagd wordt naar haar opvatting over een dergelijke oprichting. In die brief wijst de inspectie tegelijkertijd op de gestage groei van de bevolking, het bijbouwen van woningen, het uitbreiden van het verkeer en de aanleg van de elektrische tramverbinding met de Locht. Het gemeentebestuur achtte echter geen termen aanwezig om een verzoek in te dienen bij de Minister van Waterstaat onder meer met de motivering dat Heerlen en Speholzerheide goed bereikbaar waren.
Op 10 augustus 1916 richtte zich opnieuw een aantal adressanten tot de gemeente en wel expliciet tot de gemeenteraad. In hun brief geven zij een aantal voorbeelden van situaties die zich hebben voorgedaan waarin een telefoondienst node op de Heerlerbaan werd gemist. ‘Sergeant van Kan is aan een verbloeding gestorven en indien spoedig een geneesheer ter plaatse was geweest, dan zou deze man waarschijnlijk niet zijn gestorven. Een onderwijzer kwam onder een auto en stierf. De heer Cornips, broeder van den Heer Burgemeester van Hulsberg, werd bij de Veldwachter binnengebracht doch na lang wachten op een geneesheer naar het Hospitaal te Heerlen overgebracht.’
Bij de ondertekenaars zien we bekende Heerlerbaanse namen als Rosenboom, Linden, Hundscheidt, Bulkens, Gielkens, Hermans, Coerver, Houben, Eijssen, Franssen, Breijenberg en Scholtissen.
Het verzoek werd echter opnieuw afgewezen. In een voorstel aan de gemeenteraad van 19 oktober 1916 zegt het college ‘wij de noodzakelijkheid van de vestiging van een hulptelegraaf- en telefoonkantoor te Heerlerbaan toen der tijde (21 maart 1916 cb) niet inzagen, daar een particuliere aansluiting niet de verwachten en mocht oprichting van een dergelijk kantoor voor eenige personen van belang zijn, ons echter van de zijde der bevolking in ’t algemeen de wenschelijkheid niet daartoe gebleken was. Wij zijn sindsdien niet van meening veranderd, al mogen thans vele handtekeningen onder het bovenbedoelde request geplaatst zijn.’ Daarbij wordt opnieuw aangegeven dat de meeste gebruikers ‘even spoedig te Heerlen of Speholzerheide een dergelijk kantoor kunnen bereiken.’
Maar de inwoners van de Heerlerbaan lieten zich niet afschrikken. Bij brief 19 februari 1917 doet een aantal inwoners, volgens eigen zeggen meest handels- en zakenlieden, een beroep op het gemeentebestuur, nu om een telefoonnet aan te leggen. Sommige handelaren moeten, aldus de inhoud van de brief, 7 á 8 maal per dag van de telefoon gebruikmaken en moeten dan steeds naar Heerlen lopen, waarbij veel tijd verloren gaat. Uit de Nieuwe Limburger Koerier blijkt dat Heerlen overigens pas zelf op 28 december 1903 is aangesloten op het intercommunale telefoonnet.
In de brief geven zij aan dat er alvast op 5 aansluitingen gerekend kan worden, onder andere bij Pastoor Erens, de heren J.J. Hundscheidt en P. Hundscheidt, respectievelijk schilder en koopman, Jos Debets en Wouters (op brief staat in de vorm van een aantekening ook nog de naam van Bulkens vermeld). De ondertekenaars van deze brief zijn o.a. Pastoor Erens, Jos Debets, P.J. Bisschops, D. Horbach, P.J. Sonnenschein, J. Bosch, M.J. Wouters, M.J. Huijten, Peter Jozef Hundscheidt, Johan Linden, M.H. Lempers, N. Lafaire, L. Rosenboom, H. Rosenboom, N. Bruls, J. Bijsmans, J. Hundscheidt en M.J.Vleugels.
Op 9 december 1918 schrijven burgemeester en wethouders in een voorstel aan de Gemeenteraad dat de pogingen aangewend om te komen tot de komen tot de oprichting van een hulptelegraaf- en hulptelefoonkantoor te Heerlerbaan resultaat hebben gehad. Met ingang van 22 november 1918 is een dergelijk kantoor geopend. Dat wordt ook bevestigd in een brief van de Posterijen en Telegrafie, inspectie Maastricht, bij brief 27 november 1918, nr, 491/4 als antwoord op een schrijven van het gemeentebestuur van 30 juli 1918, 3410/22. De opening is door middel van de Staatscourant ter algemene kennis gebracht, aldus inspecteur Ringwolda. Inderdaad treffen in de Nederlandsche Staatscourant van maandag, 25 november 1918, Nr 76, deze bekendmaking aan.
In het raadsvoorstel van de gemeente wordt verwezen naar een schrijven van het Hoofdbestuur der Posterijen en Telefonie, waarin staat vermeld dat ‘met genoegen wordt kennis van de aanwijzing van den brievengaarder F.J. Dreissen en zijne echtgenoote Mej. M.H. Dreissen-Vaessen, onderscheidenlijk als kantoorhouder en plaatsvervangend kantoorhoudster voor de telegraaf- en telefoondienst.’
Het gemeentebestuur diende aan te geven welke bezoldiging voor de kantoorhouder en plaatsvervangend voor de telegraaf- en telefoondienst voldoende moest worden geacht. In het raadsvoorstel worden beiden eerst als zodanig aangewezen en vervolgens worden de jaarwedden bepaald voor 1919 bepaald op respectievelijk 75 en 25 gulden, en voor het laatste gedeelte van 1918 op een evenredig deel van die bedragen.
Lees het tweede deel van dit verhaal. Daarin schrijft Chris Baltus onder andere over de telefoonnummers van personen van de Heerlerbaan (die luidden nog gewoon ‘703’ of ‘164’).
Chris, schrijver van dit verhaal, is de zoon van de laatste kantoorhoudster voordat het kantoor werd omgezet naar een postagentschap.