Mes amis et Huber: met Sint Hubertus naar Aix en Corrèze (deel 1)

Op 14 november 2017 ontmoetten Ton van Mastrigt, John Bovendeert, Johan Pelzer en ik elkaar in het hart van Heerlen. De stad waar we opgroeiden en waar we lang geleden vrienden werden. Vrienden voor het leven. We kwamen uit zeer verschillende nesten, we wilden vooruit en ik was één jaar jonger dan mijn vrienden. De Sint Hubertus verkennersgroep speelde een belangrijke rol in ons leven. In ons jónge leven, weten we nu.

Op 14 november hebben we opnieuw van elkaar genoten. We spraken over gebeurtenissen in onze inmiddels lange levens. Ik bleek nog steeds één jaar jonger, voor het overige leken er weinig verschillen meer…..
Ons avontuur in ´Aix en Corrèze´ kwam voluit in beeld en ik nam mij voor daarover een verhaal te schrijven. Hier tijdens mijn vakantie in Australië, nam ik er de tijd voor. Ik genoot ervan.

Het werkje draag ik op aan onze levenslange en wat mij betreft onontbeerlijke vriendschap!

Waar de waarheid al te twijfelachtig werd raadpleegde ik Ton. De werkelijkheid van toen bleek zoveel jaren later ergens in het midden te liggen.
Waar ik hier en daar stil sta bij door mij ervaren nestgeuren, vertrouw ik er op dat die worden gedeeld.

John Hawinkels,
– Melbourne, 22 januari 2018

 

Ik was nog 16 en mocht eigenlijk niet toetreden tot de ‘Stam’ van de roemruchte St. Hubertus-verkennersgroep aan de Benzenraderweg in Heerlen. Je moest 17 zijn en tot dan was je verkenner. Senior verkenner, dat wel!
Mijn 1 jaar oudere vrienden verlieten de groep. John Bovendeert, In die tijd steevast ‘Kais’ genoemd, Johan Pelzer en Ton van Mastrigt traden toe tot de ‘Voortrekkers’ van Hubertus en ik, ik zou als laatste der Senior verkenners achter moeten blijven. Ná ons zou de groep worden opgeheven en plaatsmaken voor de nieuwe en eigentijds moderne ‘Rowans’. Het was 1962, onze wereld veranderde razendsnel en de verkennersbeweging, weliswaar geschoeid op democratische leest, droeg nog steeds de sporen van romantisch militarisme.
Ik speelde weliswaar bij de jongere verkenners van hopman Piet Persoon de rol van vaandrig en deed dat met veel plezier, maar eenzaam achterblijven terwijl mijn vrienden een nieuwe en gewis zeer avontuurlijke toekomst tegemoet zouden gaan, leek me niks. We trokken al zo ongeveer vanaf de kleuterschool van zuster Ursula samen op.

De ‘Voortrekkers’ zoals ze genoemd werden, zeg maar de meest stoere verkenners en bijna jonge mannen, waren verzameld in een groep die de veel betekenende naam ‘Stam’ droeg. Als je tot de Stam behoorde betekende je wat; je was lid van de stám, de kern van de wijd en zijd bekende Hubertusgroep. Je werd ingezet bij activiteiten van en voor jongeren, iets wat aanzien en soms groot ontzag opleverde. Je had je eigen home op de vliering van het Hubertusgebouw en wat misschien het belangrijkste was, je werd er als man aangesproken. Daar was je ook aan toe als je zoals wij op je 6e als welp was toegetreden tot de Hubertusgroep en je toekomst in handen had gelegen van bijzondere mensen als Sien van Workum, Akela Houben, Mia Gartz, Piet Masthof, Piet Persoon en Ab Linders. Je werd eindelijk ingewijd in het leven van de jong volwassene. Er werd gediscussieerd over de ingewikkelde vraagstukken van ons eigen jonge leven en over die van om ons heen. Je had inbreng én er werd wat van je verwacht.

Ik weet niet meer hoe het kwam. Het zou kunnen dat mijn vrienden mij niet alleen achter wilden laten en een pleidooi hielden óf dat ik door de leiding van de Stam om pedagogische redenen werd bevorderd zoals me dat al eens eerder op de Aloisiusschool, voorloper van de Tarciciusschool, na een dubbele beenbreuk en langdurige afwezigheid was overkomen.
Afijn, ik stond spoedig, samen met Ton van Mastrigt, John Bovendeert en Johan Pelser oog in oog met de bazen van de Stam en deed evenals de rest, met mijn hand op het boek ‘De Zeven Zwerftochten’ van schrijver Uiterwaal, de plechtige belofte van eeuwige trouw aan het gedachtengoed van Lord Baden Powel en aan de leiding van de Stam, Oubaas Jo Pelsers en zijn hulp zonder titel, Wiel Münsterman. Twee bijzondere mensen; Jo Pelsers was een vriendelijke vaderlijk figuur met een warm hart voor zijn voortrekkers. Zijn huis aan de Nobelstraat en later aan de Pliniusstraat was lang ons 2e thuis tijdens weekenden en schoolpauzes. We spookten er heel wat uit. Jo was de doener van het duo die zoals later zou blijken, moeilijk kon bekomen van zijn militaire verleden in Nederlands Indië. Hij kwam door voor mij onduidelijke oorzaken uiteindelijk in een isolement terecht en verloor veel van zijn aanzien. Ik vond dat spijtig. De wat jongere Wiel Münsterman was een schrander brein, even vriendelijk als Jo, kritisch doortastend en makkelijk in staat zich in te leven in het gedachtengoed van jonge mensen. Hij was klein en tenger, maar stond zeer zijn mannetje. Hij was getrouwd en ooit kwam er een verkoper aan zijn deur die hem aansprak met ‘Jonge man’ en vroeg of zijn moeder thuis was…, vertelde hij schaterend.

De installatie van ons tot Voortrekker werd vooraf gegaan door het vervullen van een bijzondere opdracht. We werden ingedeeld in groepen van 2 en ontvingen een schriftelijke opdracht gericht op het exploreren van bijzondere gebieden in de omgeving. Het meerdaagse avontuur werd ingepakt in een Hike, die per fiets of te voet moest worden volbracht. Van het verslag werd verwacht dat het gebaseerd was op grondig onderzoek, getuigde van goede beheersing van de Nederlandse taal en gelardeerd was met ondersteunende schetsen.
Ik had geluk. Ton van Mastrigt was mijn Hikemaat. Wij kenden elkaar al vele jaren en ik verheugde mij, ook al omdat Ton van vele markten thuis was. We fietsten eerst naar Tongeren om de geschiedenis van een van de middeleeuwse stadspoorten in kaart te brengen. Het regende. We bezochten de VVV, maakten aantekeningen en schetsten wat we zagen. In dat laatste was Ton een kei; snel en mooi. Hij zou later architect en nog veel meer worden, daar was ik toen al van overtuigd. Na Tongeren deden we de oude Duitse landcommanderij Alden Biesen aan in het Belgische Bilzen. We doken in de historie van de commanderij met poortgebouw en bijgebouwen en maakten tekeningen. De Alden Biesen leverde een boeiend deel van ons verslag op. Onderweg bezochten we in Maastricht de 2 tantes van Ton. Daar werd precies zoals bij Ton thuis, als we daar te gast waren, een groot glas melk geserveerd. De tegenstellingen tussen onze gezinnen waren groot. We leerden er veel van.

Wij gaven onze Stam een naam. Het werd ‘Graaf Folke de Bernadotte’. De precieze achtergrond daarvan beschouw ik maar even als ondergeschikt, maar die naam, die was mooi. We maakten statuten en een reglement en Ton werd onze voorzitter! Inspraak, medezeggenschap, goed voorbereide en voorzichtig geleide bijeenkomsten waren ons deel. De democratisering in de zestiger jaren zette door, ook bij Hubertus. De Stam vergaderde autonoom en rapporteerde aan de Stamleiding. Ton zou later bekend worden als Stadsarchitect van Heerlen. De stad die hij ‘De mooiste stad van Nederland’ noemde. Zijn geschetste stads- en dorpsgezichten van vele jaren vallen nog jaarlijks in december vergezeld van goede wensen, bij velen op de deurmat.

Toen we allemaal officieel waren toegetreden tot de Stam en we op een avond rond het kampvuur achter het gebouw zaten, vertelde Jo Pelsers over een bijzonder verzoek om medewerking. Hij zei dat aalmoezenier en kapelaan Habets van de Sint Annaparochie, een vakantiebezoek had gebracht aan een vroegere kapelaan van diezelfde parochie, dat die kapelaan afkomstig was van de bekende Heerlense Hoeve de Aar en nu pastoor was in de Franse plaats Aix van het district Corrèze. De pastoor had in Frankrijk gestudeerd en was in 1944 in Ussel tot priester gewijd. Vanaf 1951 was hij herder van de maar liefst 50 km2 metende Franse parochie. Aix lag niet ver weg van de uit de Tour de France bekende Puy de Dôme. Het parochiekerkje was enkele jaren daarvoor opgeknapt met collectegeld dat in de iets verder gelegen legerplaats La Courtine was opgehaald bij Nederlandse dienstplichtigen die, zo ontdekten wij later, hun geld daar doorgaans aan andere zaken dan kerkelijke doelen besteedden. Kapelaan Habets vroeg zich af of wij de pastoor konden verrassen door hem onaangekondigd hulp te bieden bij het opknappen van zijn onderkomen oude pastorie.
De stamleiding liet er geen gras over groeien en presenteerde diezelfde avond een compleet en uitgewerkt plan. Zij rekenden er op dat onze ouders zouden instemmen met een verantwoord en leerzaam avontuur van hun zonen. We zouden 2 weken van onze schoolvakantie naar Frankrijk gaan. In juli dus. Omdat het vooral om een schilderklus ging had Jo Pelsers Hub Hoeberigs van het gelijknamige schildersbedrijf gevraagd mee te gaan en ons vóór vertrek in te wijden in het schildersvak. Hub had toegezegd en wij leerden in 3 avonden de beginselen van de schilderkunst. De man had humor, een ruim hart voor onze groep en gitzwarte ogen. We streken heel wat verf weg ter voorbereiding en zouden per Volkswagenbus naar Frankrijk reizen. De bijna nieuwe bus werd beschikbaar gesteld door aannemer Van Leeuwen van de Akerstraat. Hoofdagent Wiel Zelissen van de Heerlense politie was benaderd met de vraag om mee te gaan en onze bus te besturen. Wiel was aardig, ietsje minder humor, ietsje stiller dan de schilders-patroon, maar een prima man. Politieman versus vrije ondernemer. De politieman was graag bereid als chauffeur en begeleider op te treden. Geen van beiden was baas over de ander. De een had z’n verf, de ander z’n bus. Samen hadden ze ons. Prima duo. Die bus was wit en had nog een spijl in de voorruit. De motor lag achterin onder het bagageruim.

De Graaf Folke de Bernadotte-Stam ontwikkelde zich vlot tot een hechte groep jonge mannen die binnen en buiten Stam-verband met elkaar optrokken. Mijn contacten met Johan, Ton en Kais waren veelvuldig. We keken rond in elkaars gezinnen en verwonderden ons over de verschillen. We leerden en genoten van elkaar. De een bracht de ander waar die nog nooit geweest was. We sloegen geen examenfeest over, huurden daar zelfs een smoking voor. We trokken vele jaren samen op in de Heerlense Sint Jorisband. Die band was lang daarvoor ontstaan op initiatief van onze Sint Hubertusgroep. We gingen samen op vakantie en pikten pruimen tijdens een fietstocht door Nederland. We crosten met mijn vaders Bedford, omgetoverd tot draak, tijdens een Sint Joris-spel door ‘Klein Zwitserland’, joegen de ‘Rooie van Welten’, een Heerlense politieman de stuipen op het lijf en gingen naar uiteenlopende scholen. Met uitzondering van Ton bezochten we heel geregeld onze stamkroeg ‘Op gen Trepkes’ aan de Geleenstraat. Meestal waren we op een weekendse dag bij toerbeurt te gast in een van onze gezinnen. Voor mij altijd weer bezoeken vol verbazing, Bij Ton uiterst keurig, wat vormelijk, hartelijk en met melk. Vader van Mastrigt, zat steevast in zijn eigen fauteuil, was aardig en had een charmante diepe kras in zijn stem. Hij had een enorme verzameling vlinders en liep dikwijls op zondag met zijn gezin, in rij en met vlindernetten op de schouders, langs ons huis richting Welten. Bij Johan was het bourgondisch. Veel sigarenrook, wijn, jonge klare, lief, kaartspel en avontuur. Bij Kais thuis veel Engelse humor, rustig, keurig, wat vorsend en vriendelijk. Bij mij thuis waren er, wellicht als bij ieder ander, 2 kanten. Eén daarvan was in ieder geval de zoete inval, veel vrijheid, alles kon, iedereen was welkom en er werd veel gefeest. Mijn moeder scoorde met ‘Boven Gent rijst’. Mijn vader met zijn werkplaats, zijn auto’s en zijn vakmanschap.

Kais besloot als lid van de Stam zijn creatieve geest in dienst te stellen van de Rowans. Het helpen ontwikkelen van die groep in de jaren dat het allemaal anders moest leek voor hem een ware uitdaging. Hij zette zich met verve in en had daar veel succes. Later oogstte hij trouwens veel applaus met zijn zangstem, maar ook als dialectschrijver en als drijvende kracht achter het Heerlens Schrijvers Café. Kais heeft voor mij altijd een grote gelijkenis gehad met Herman van Veen. Creativiteit en expressie te over.
Toen Phillips met zijn eerste elektrische scheerapparaat op de markt kwam, meldde Kais’ vader terwijl we met z´n allen naar het Eurovisie Songfestival keken, droog en met ingehouden lach, dat de zingende dame voor dat apparaat de ideale kin had. Die vader had geen rijbewijs, zijn vrouw wel. Vader was echter de baas in de auto. Terwijl zijn vrouw achter het stuur van de DKW zat bediende hij resoluut alle knoppen op het dashboard. Zijn vrouw vond het goed.

Wiel Maurer en Mathieu Winnants, stamleden waarmee mijn contacten buiten Hubertus prima, maar wat minder veelvuldig waren, speelden net als wij enthousiast de ons toegekende rollen binnen de Stam. Zij zouden meegaan naar Aix. De 5 Voortrekkers en hun 2 begeleiders waren klaar voor vertrek.
Wij vertrokken op 24 juli 1962 met een vol verf in de kleuren wit, zwart en zilvergrijs, kwasten, oplosmiddel, behang, schuurpapier en noem maar op beladen VW-bus via Luxenburg naar Frankrijk.1000 Km in 2 dagen, was het plan. Kais had zijn gitaar bij zich en zijn hele repertoire aan zelf gecomponeerde jongensachtige muziek met aansprekende teksten als ‘Er was er eens een rover die liep langs bos en hei, hij had een dikke knotslollie die hing hem aan zijn zij…’ en ‘O oude rover, laat nu eens zien hoe je ontsnapt bent met dat vliegmachien….’
We overnachtten in de openlucht langs de Loire in een weiland aan de voet van een hooischuur. Het was prachtig weer en we dronken zoveel van de in een nabij gelegen dorp gehaalde jonge rode wijn dat we na enkele bijzondere uren als blokken in slaap vielen en ‘s morgens met veel moeite werden gewekt. We plukten de hooiresten uit onze haren en kleding. Wiel en Hub hadden zich bewezen; er was koffie, stokbrood met kaas en stroop om op gang te komen. Eenmaal wakker zou de bus ons verder voeren naar ons doel in Aix. De bus reed uitstekend, maar er werd herhaaldelijk door ons vanaf de achterbank gerapporteerd dat we de lucht van gebakken eieren roken. De vraag of er ook een speklucht aanzat, beantwoordden we na overleg ontkennend. Beetje vreemd dat wel, maar met z’n allen dachten we dat het zo hoorde. Nieuwe bus toch? We besloten de bagage achter boven de motor wat te spreiden vanwege de motorkoeling en toerden rustig verder.
Terwijl we door het mooie landschap reden bedachten we wat ons te wachten stond. We fantaseerden daarover. De hoofdpijn van de ochtend was verdwenen en ik was benieuwd naar de pastoor, de pastorie en wat daar moest gebeuren. We hadden gehoord dat het een uitgestrekte landelijke omgeving was met veel kleine boeren, weinig veeteelt, veel akkers en wat fruitbomen. Het was voor mij de eerste reis naar Frankrijk en ik was heel benieuwd naar de mensen daar. Hoe zagen die er uit? Hoe gingen ze gekleed en hoe waren de Franse meisjes waarvan Brigitte Bardot het enige ooit, en dan ook nog maar slechts via de TV, geziene voorbeeld was? Ik sprak een enkel woord Frans. We zouden wel zien. De eerste lessen Frans waren nog van meester Op het Veld van de 3e klas Tarsiciius. Mijn ouders vonden de lessen die buiten schooltijd werden gegeven nogal duur. ‘Le chat est sur le table’ stond op de kaft van het leerboekje. Enkele jaren later ging het met mijn Frans, ook al omdat ik naast Johan in een Franse kappersstoel had gezeten en wij met een aantal bejaarde dorpelingen jeu de boules speelden, heel wat beter.

Ingezonden verhaal

Als lezer van HeerlenVertelt.nl zal het vaak voorkomen dat u gebeurtenissen, locaties of gebouwen herkent. Wanneer u graag zelf een verhaal hierover wilt schrijven en insturen kan dit natuurlijk!

One thought to “Mes amis et Huber: met Sint Hubertus naar Aix en Corrèze (deel 1)”

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.