Ik ben heel blij dat ik een heel lange periode kan gaan afsluiten. Dat heeft alles te maken met mijn sterrenzusje Josje. Dik 9 jaar geleden begon voor mij de lange weg om het zover te krijgen dat werd geaccepteerd dat zij heeft bestaan.
Dat was voor míj altijd al duidelijk, vanaf 1950! Ik praatte immers met haar, voelde haar voetjes bij mam. Vertelde haar wat ik bij de nonnetjes op school meemaakte. Ik beloofde haar dat zij met mijn konijn mocht spelen. Dat ik een cadeautje voor haar zou maken en aan haar geven als ik haar de eerste keer zou zien. Eigenlijk had ik toen een mooie tijd met haar, ik verheugde mij als ik op school was om haar weer te vertellen wat ik nou weer allemaal had meegemaakt.
- Door Ton Otten
Elke dag voelde ik haar bewegen en wat vond ik dat geweldig! Voor mij stond vast: ik had nu al een zusje en dat overweldigende gevoel zou alleen maar sterker worden, want over een aantal weken zou ik haar zelfs kunnen zien, horen ,en wat het allermooiste zou zijn: ik zou haar eindelijk eens helemaal kunnen voelen. Ik droomde er bijna elke nacht van, overdag raakte ik de gedachten aan haar niet kwijt. Het leven was één groot feest .
Tot die afschuwelijke augustusavond! Het bloed wat ik bij mam zag was normaal zeiden mam en pap. Jaja! Toen begon de tijd dat ik moest accepteren dat ik jou nooit zou zien! Voor een jochie van amper 4 jaar was dat afschuwelijk. Maar ik wás en bén er nog altijd van overtuigd dat je toch ergens was, ergens waar je mij kon zien en mij beschermen. Dat laatste deed je.
Het kleine jongetje werd groot. Toen mijn schoolvriendje Edje naast mij werd doodgereden. Toen er vijf keer op mij werd geschoten toen ik soldaat was. Toen een militaire vrachtwagen in Zwitserland ons bijna doodreed. Het ravijn waar we in Frankrijk bijna inreden. Toen ik dat ongeluk kreeg, tegen die auto botste en door de lucht vloog. Het liep allemaal prima af, doordat jij me beschermde!
Inmiddels was ik volwassen geworden. Ik was vader van een dochtertje. Als ik haar in mijn armen had moest ik er altijd aan denken dat ik jou ook zo had kunnen vasthouden… Els en ik zouden nóg een kindje krijgen. Dat zou niet zo gemakkelijk gaan…
Ik was in de tijd van de eerste zwangerschap van Els beroepsmilitair bij de Koninklijke Luchtmacht. Een echt vast woonadres had ik nooit gehad. Ik stond ingeschreven in de plaats waar ik werkte. Ga maar na! Waar liggen onze militaire vliegbases? Daar lag ik dus ook! Die eerste zwangerschap was geen pretje, Els was méér in het ziekenhuis dan thuis. Ik was er bijna nooit vanwege mijn ploegendiensten op vliegbasis Volkel, waar we samen met de Amerikanen voor de beveiliging zorgden. Áls ik al eens een weekend thuis was dan mocht ik Els niet bezoeken in het
ziekenhuis. Zij moest zoʼn beetje de hele dag overgeven. Als ik er was dan werd dat alleen maar erger.
Één van de zeldzame keren dat ik op zaterdag thuis was (we woonden toen, 1970 , in de Vossekuil) ging ik naar het ziekenhuis. Ik had Els drie weken niet meer gezien, dus ik dacht “dikke neus, ik ga naar haar toe”. Ik sloop tijdens het bezoekuur tussen de andere bezoekers gebukt langs de balie. Pech!! Één van de verpleegkundigen trok aan mijn jas en zei : “geef die spullen maar, ik geef ze wel aan uw vrouw.” God, wat baalde ik! Ik draaide me om, wilde weglopen. Er kwam een witte jas naar me toe, stelde zich voor als dokter… ik zal de naam niet noemen. Hij had gezien wat er was gebeurd.
Ik moest eens goed kijken en ja hoor! Hij was militair arts geweest en kende mij nog. Hij legde me uit dat het braken van Els “psychisch” was. Het werd erger als ze mij zag omdat ik degene was “die haar in die toestand had gebracht.” Ik merkte toen op: “eigenlijk kan ze dus wel van mij kotsen “. Klopt, zei hij. Maar dat is geen uitzondering, hier op de gang liggen nog 8 “van die gevallen“.
Toen ze weer eens in het ziekenhuis lag zou ze vrijdags worden ontslagen. Maar ik had weekenddienst. Mijn vader ging op zijn scooter naar Volkel. Vroeg een onderhoud aan met mijn commandant en zei dat ik naar huis moest. Kon niet zei die! Parate dienst! Pa weer naar huis. Ik ging tegen alle instructies in tóch naar huis. Dat werd opgevat als desertie! Defensie heette toen nog “Ministerie van Oorlog (M.V.O.) dan zijn de regels voor het militair strafrecht zeer streng. ‘s Maandags stond een delegatie van defensie aan de deur. Arts, medewerker van de militaire sociale dienst en marechaussee. De arts zag Els en zei : “oei! blijf jij maar lekker thuis, ik kom over eenmaand of twee wel terug“.
Na negen maanden werd onze dochter geboren. Zo klein, zo teer, zo lief! De eerste keer dat ik haar in mijn armen had dacht ik aan die andere baby, ook een meisje. JOSJE! Dat was inmiddels al 20 jaar geleden. Ondanks alle toestanden wilden we toch nog graag een tweede kind. Ik was inmiddels burger geworden, werkte bij het ABP in den Haag. Ik was alleen in de weekenden thuis maar wél elk weekend. Els weer zwanger, zelfde problemen als bij de eerste maar gelukkig in mindere mate. Door de week ging het wel , maar… Juist je snapt het al he? Als ik thuis was begon de ellende. Maar ja, alles went he? Behalve… juist , en die vent was ik weer. Maar aan alles komt een eind. Op een vrijdag kwam ik thuis van Den Haag. Ik zei nog tegen Els “ ik zal me maar alvast scheren he? Kunnen we meteen weg als de bevalling begint”. Wat een vooruitziende blik! Twee uur later, om tien uur ‘s avonds : “ kom, ik geloof dat de kleine komt.” Op naar het ziekenhuis. Gewacht tot zaterdagmiddag 13.00 uur. Contact opgenomen met de behandelend arts. “ de tijd is om, de kleine kan komen.” Els werd ingeleid, om 15.00 begonnen de weeën . Om een uur of half vier wilde de kleine er echt uit. Op het knopje gedrukt, jammer,geen tijd! Er kwamen elders in de gang twee tweelingen. Een non kwam even kijken. “ nog even volhouden”. Niks volhouden, zei ik. Els op het bed gestapt waar de bevalling moest plaatsvinden. Ja hoor, er kwam een kindje uit.
Wow! Een jongetje! Maar hij zag er niet goed uit, ademde heel moeilijk. Snel in de kast gekeken waar het slangetje lag met de pipet. In al die nachten die ik daar had gezeten had ik alle kasten geïnspecteerd. Slangetje in het keeltje gestopt en de troep eruit gezogen. Oef! Hij ademde! Een arts kwam binnen, waar ik mee bezig was! “ Ik ben jouw werk aan het doen, ons zoontje redden!” Later op de middag kwam het hoofd van de afdeling. Zei tegen de dienstdoende arts “Ton heeft jou werk prima gedaan, je mag hem wel eens bedanken”. Hoefde voor mij niet. Toen ik vroeg hoe het was met ons zoontje zei ze “we leggen hem in een verwarmd bedje, hij zal de morgen wel halen, maak je maar geen zorgen“. Jaja! Ik moest weer aan JOSJE denken. Het zal toch niet he? De volgende dag met lood in de schoenen naar het ziekenhuis. Nog maar even niet naar binnen. Slecht nieuws kan ik altijd nog horen. Nog maar een uurtje gewacht… Nou vooruit, wees een kerel! Naar binnen, tweede etage. Els lag op een kamer. Niks aan de hand dus? Nou, hij moet wel zes weken hier blijven maar het komt goed!
Inmiddels is dat zoontje een man van 48. Waarom dit verhaal? Elke keer in mijn leven als ik te maken kreeg / krijg met een baby, van broers, familie of vrienden dan gaan mijn gedachten naar JOSJE die niet dat geluk heeft gehad. Officieel nooit geboren. Weggestopt “achter de heg”. Kon niet naar de hemel. Was immers niet gedoopt! Maar.. broertje Ton liet het er niet bij zitten, het heeft wat geduurd. Zowel voor de burger- als de
kerkelijke overheid wás jij er wel degelijk. En voor mij bén jij er nog steeds. Jij hebt wel een laatste rustplaats. Jij hebt een groot monument Jij hebt daar een persoonlijk aandenken. Jij bent in de harten van een aantal dierbaren. Er wordt over JOU gesproken!
Lieve lieve Josje. Het cadeautje dat ik jou 68 jaar geleden beloofde, krijg je nú. Het komt op het monument te staan! Sorry dat dit zó lang duurde he?
Maar jij snapt me wel.
Foto: De Limburger / Ton Otten
Het is een raar woord om te gebruiken, maar het was toch een genot om dit geschreven stuk van u te lezen. Ondanks de zeer trieste kant het verliezen van uw zusje en het feit dat ze op zo’n manier op haar laatste plekje is gekomen.. Wat moet dit ontzettend heftig zijn geweest voor u, zo’n klein jongetje die er zó klaar voor was om een grote broer te zijn! Sorry dat ik misschien erg uitgebreid reageer maar ik kan niet anders. Uw woorden waren voelbaar tijdens het lezen. Wat heeft u veel meegemaakt. Wat heeft u geluk gehad met een engel zoals uw zusje. Ik vind het fijn dat het u gelukt is om haar op zo’n mooie manier te eren. Liefs, Kim