Een ‘Winkbuulke’ van na de oorlog kijkt terug

Francois is een ‘Winkbuulke’ uit het jaar 1959. ‘Een naoorlogs Winkbuulke dus’, zo zegt hij zelf. De naweeën van de oorlog in Heerlen waren toen niet meer zo te merken en het economische wonder van na de oorlog begon.

‘De verhalen die ik hier lees hebben mij ertoe gebracht om het een ander op te schrijven voor Heerlen vertelt,’ zegt Francois. ‘Het is een samenraapsel’, zo nuanceert hij, ‘met alles dat er bij mij in mijn hoofd nog over is gebleven en misschien klopt het ook niet allemaal… maar ik denk dat dat normaal is, toch?’

Francois Geelen was de derde van drie kinderen. ‘Een nakomertje’, zo omschrijft hij dat zelf. ‘Mijn boer en zus, 8 en 9 jaar ouder hebben nog andere tijden meegemaakt. Mijn vader vertelde graag uit de oorlog. Ieder jaar werd dit thema natuurlijk ook onvermijdelijk, omdat er rond de maand mei niks anders op de tv was dan de gruweldaden van de nazi’s en de heldendaden van de bevrijders. Zo dicht aan de Duitse grens – we gingen wel een paar keer per maand naar Aken om inkopen te doen – gaf dat wel een dubbel gevoel. Op tv zag je natuurlijk alleen een “Hollands” verhaal. De verhalen van mijn ouders en over mijn grootouders hebben daar wel een veel menselijker verhaal van gemaakt dan dat je op tv zag. Daarover later meer.’

Francois benoemt zijn moeder. ‘Mia Lommen. Zij woonde in Schaesberg, tegenover de Kerk. Zij was geboren in 1928, dus ten tijde van de oorlog was zij een beginnend pubertje. Haar oudere zussen waren in het onderwijs en mijn opa was kustschilder (leerling van Cuypers, de architect van het Rijksmuseum) en was in de dorpspolitiek actief en Loco-Burgemeester. In het onderwijs moest je tijdens de bezetting ondertekenen dat je de Nazi Doctrine zou volgen in het lesgeven en als Kunstschilder moest je toetreden in de “Kunstkammer”. Omdat ze dat niet deden, hadden ze, zo de overlevering, geen inkomen. Mijn grootouders van moederskant waren aanvankelijk “in goeden doen”, er waren blijkbaar reserves.

Ze was een telg uit de familie Franck, die familie had indertijd het hout uit Bohemen-Moravien naar Limburg gebracht voor de ondergrondse bouw van de mijnen. Ik kan me nog de “houthandel Franck” achter het station herinneren. Oma was een zeer sterke vrouw en compromisloos als het om rechtvaardigheid ging. Het verhaal, dat ze opa naar de gevangenis in het dorp stuurde, om iemand eruit te halen die een kip gestolen had “…omdat die man een gezin had en het gezin die schande niet verdiende” heb ik vaak moeten horen.

Ook hoe ze tijdens de bezetting een stelletje Nazi’s, die Opa wilden komen afhalen, liet afdruipen door hen vanuit de eerste verdieping toe te spreken in het Duits met een “Schämen sie sich nicht”. Zoals ik haar kende kon ik me voorstellen hoe dat opstootje afdroop, met oma moest je niet sollen. Oma ging tijdens de oorlog “op de pof de boer op” met haar grondboek op zak, om her en der eten te krijgen. Ze hadden thuis vaak echt honger. Ondertussen werden de kasten leeggehaald voor kleding voor mensen “die het meer nodig hadden”.

Toen ik eens op de fiets mijn oma in het bejaardentehuis (dat had je toen nog) in Schaesberg ben gaan bezoeken, zaten we op haar balkonnetje en keken we uit over het landschap. Op een gegeven moment zei ze: Moet je je voorstellen, dat was allemaal van mij, zover je kunt kijken”. Ik was 17 (denk ik) en had geen flauw idee wat ze bedoelde. Opa was allang geleden gestorven en naar mijn weten …had oma toch niks……?! Nooit, maar dan ook werkelijk nooit heeft ze geklaagd of gezegd dat haar onrecht was aangedaan.

Over de bevrijding kreeg ik vaker te horen hoe bijvoorbeeld de auto’s met dode soldaten voorbij kwamen. De mensen vergaapten zich aan dat beeld van Amerikaanse soldaten die in een soepele gang door de straten liepen, een groot contrast met de gedisciplineerde mars van de Duitsers. En hoe moest dat in het Engels: “do you want a window of water” want window kon ook wel eens een glas zijn, is immers ook van glas.

Ook in Schaesberg was er op een gegeven moment een front. Opa had eerst Duitse soldaten gewaarschuwd en gevraagd of ze toch alsjeblieft wilden gaan omdat het anders niet goed met hen zou aflopen, hij had medelijden met die jonge knullen. Toen de Amerikanen kwamen heeft hij de Amerikanen geholpen door voor ze uit te lopen en ze te wijzen waar er scherpschutters verstopt lagen. Ik vond dat “verhalen”, ik hoorde ze telkens weer, het heeft lang geduurd voordat ik me realiseerde wat een groot hart die mensen hadden, wat een helden dat waren.

Na de bevrijding hebben de Amerikanen kwartier in het huis van opa en oma gemaakt, onder andere de chauffeur van Eisenhower was bij hun ondergebracht. Hij en zijn gezin hebben ons noch een aantal keer bezocht (de chauffeur, niet Eisenhower!) Het contact is op een gegeven moment verwaterd.

Een ander verhaal is het verhaal van ene “Walter”. Het was een Duitse soldaat die verpleegd moest worden vanwege TBC en mijn (pete)tante die hem verzorgde, had een zwak voor hem. Hij is gestorven maar zijn naam is opgenomen in de doopnamen van mijn broer, waar zij ook pete(tante) van was.

In Heerlen was er wat mijn afkomst betreft een ander verhaal aan de gang. Mijn Opa (Geelen) had al voor de oorlog een goed lopend schildersbedrijf. Hij woonde toentertijd met zijn gezin op de Caumerbeeklaan en tijdens de oorlog zat mijn vader in Utrecht op de Nationale Schilderschool. Mijn vader was tevoren naar de HBS gegaan en haalde daar goeie cijfers, maar ja, een schilderbedrijf wil nu eenmaal een opvolger hebben, dus mijn vader was de klos.

In Nederland had je geen “Meister-opleiding” zoals in Duitsland. Je kon naar de LTS en vakman worden of als je echt wat wilde leren moest je naar Utrecht. Dat moet in die tijd een hele toestand geweest zijn, helemaal naar Utrecht en op kamers! Ik heb van mijn vader veel geleerd over schilderwerk, al in zijn tijd was daar weinig waardering voor omdat de mensen er geen idee van hadden. Het liefst werkte hij dan ook voor de Monumentenzorg. Ik kan me nog heel goed herinneren dat de Pankratiuskerk vol in de stijgers stond en dat ik dan naar binnen ging en erg trots er op was dat onze jongens (zo noemde mijn moeder onze medewerkers altijd) daar bezig waren.

De leiding van die Nationale Schilderschool moet wellicht oorlogshelden worden genoemd. Op een dag werd mijn vader bij de Directeur geroepen. Het moet ongeveer zo gegaan zijn: “Van Geelen, jij bent van ‘23 en als je pech hebt wordt je opgepakt voor de Arbeitseinsatz in Duitsland. Ik heb hier een document waarop staat dat jij als student van deze school bent vrijgesteld. Ga daarmee naar jouw gemeentehuis en als daar een “goeie” zit, dan krijg je een stempel en mag je blijven. Zit daar een foute, dan heb je een probleem.” Ja, u heeft goed gelezen “van Geelen”, dat “van” heeft mijn vader er nooit uitgekregen. Decennia later heeft hij hem nog ooit eens ontmoet en wat zei hij “ heeee, van Geelen…”.

Hoe dan ook, hij heeft mij verteld hoe hij naar het gemeentehuis ging voor die stempel voor de vrijstelling van de Arbeitseinsatz, hij stond voor het loket gaf de brief aan de man achter het loket en kreeg een stempel in zijn document (ik neem aan een Persoonsbewijs of zo). Hij vertelde mij ook dat hij zich toen niet realiseerde wat voor een linke soep dat eigenlijk was. Stel je voor, als daar een “foute” had gezeten, dan had de directie van de school wellicht opgepakt kunnen worden met vreselijke gevolgen van dien en wellicht had ik dan deze tekst niet geschreven.

Heerlen werd bevrijd en mijn vader gaf zich meteen op als vrijwilliger om met de Amerikanen mee te gaan. Ik weet daarvan niet veel. Hij kreeg een korte training. In zijn eenheid had hij de bren. De bren was een soort mitrailleur en per eenheid was er daar maar één van. Hij had ook nog eens 2 man die munitiekoffertjes moesten dragen en een extra loop, die kon namelijk erg snel heet worden. Hij vertelde me dat de instructie was, dat als je door moest vuren en de loop niet gewisseld kon worden, er maar op de loop geürineerd moest worden. Nu ik dit opschrijf, vraag ik weliswaar af hoe dat in de hitte van het gevecht moet, maar oke.

Hij vond het wel erg stoer dat hij het middelpunt van zijn eenheid was, hij was namelijk niet zo’n bravoure-man. Ik heb hem wel eens gevraagd: Pap, heb je dan ook wel eens iemand doodgeschoten? Daarop schoot hij in de lach en zei; “Ben je gek”. Hij heeft waarschijnlijk ook niet echt de noodzaak gehad om dat te doen. Hij is enkele weken/maanden met de Amerikanen Duitsland ingegaan en toen hij op verlof was vond zijn vader hem badend in het zweet naast zijn bed. Hij had hoge koorts en is daarna in het militair hospitaal in Utrecht voor Pleuritis (Longvliesontsteking) behandeld. Zonder antibiotica heeft hij dat overleefd. Veel goeds heeft hij verteld over ene Dr. Herschel, die hem daar behandeld heeft.

Over zijn tijd in Duitsland heeft hij wel eens verteld dat ze op wacht stonden in een stadje bij een hoog opgestapelde brandstofvoorraad en dat ze daar gewoon naast stonden te roken. En dat ze die sigaret in het donker in de handpalm verstopt moesten houden omdat anders een scherpschutter je vanaf grote afstand zou kunnen zien en je zou kunnen raken. Ze zijn door totaal gebombardeerde steden gekomen en hebben ook wel eens geprobeerd uit een ruïne een stapel in leer gebonden boeken “te redden” (je zou dat nu plunderen noemen). De kist die ze hadden gevuld was echter zo zwaar geworden dat ze alles hebben moeten laten liggen (gelukkig maar). De Bren mocht hij (onklaar gemaakt) houden maar is zoek geraakt.

Na het overlijden van mijn vader heeft een ander schildersbedrijf het bedrijf van mijn vader over genomen en in de inventaris is het wapen nooit gevonden. Jammer, ik had hem graag gehad, mijn vader was er erg aan gehecht.

Ik vind het nogal wat, zo’n jonge vent uit Heerlen die na de bevrijding gewoon zegt; weet je wat, ik ga gewoon mee! Ik heb een foto van het persoonsbewijs van mijn vader uit die tijd, de brief van de directie van de schilderschool en een foto van mijn vader na de rekrutering. Die zie je hier.

Hij stierf toen ik 20 was, veel tijd om hem dingen te vragen heb ik dus niet gehad. Misschien zijn hier lezers die mij kunnen helpen met een paar vragen:

  • Hoe heette de eenheid waar mijn vader bij ingedeeld was, waar zijn die in Duitsland onderweg geweest en wat is er nog meer bekend over die eenheid?
  • Heeft wellicht iemand de bren van mijn vader gevonden (je weet maar nooit)?
  • Wie zijn die jongens op de foto rechts en links van mijn vader. (Mijn vader, Frans Geelen, is de tweede van rechts).

Ik ben nu 60 jaar en heb nooit oorlog meegemaakt. Onze ouders hebben daarvoor gezorgd, onder andere met een poging tot een verenigd Europa. Dat stokt nu. Waarom is Europa nog steeds niet echt verenigd, wordt het niet eens tijd om op te houden met dat gezever van “zij” en “wij” en dat gezever van nationale identiteit? We zijn Europeaan, kinderen van Karel de Grote en alles wat daarna kwam heeft alleen maar voor oorlog en ellende gezorgd. Als ik aan de verhalen denk van die laatste oorlog, laten we dan toch gewoon alle grenzen helemaal open gooien en lief zijn voor elkaar. Doen we dat niet, dan is alles voor niks geweest.’

Francois sluit af met de lieve groeten uit de buurt van Düren. ‘Dat werd op 16-11-1944, 75 jaar geleden, in 20 minuten tijd voor 90% met de grond gelijk gemaakt… Misschien is mijn vader na het bombardement door die ruïnes getrokken met de Amerikanen. En misschien kan iemand van de lezers van deze website, mij vertellen waar zijn eenheid door Duitsland trok.

5 gedachten over “Een ‘Winkbuulke’ van na de oorlog kijkt terug”

  1. Het kan geen reguliere Amerikaanse eenheid geweest zijn omdat de brengun niet in het Amerikaanse leger tot de uitrusting behoorde.
    De Engelsen en Canadezen gebruikten wel de brengun en ook de verwijzing naar Düren ( bezet door de Engelsen)
    zou er op kunnen wijzen dat het een Engelse of Canadese eenheid betreft.
    Succes met je nasporingen.

    1. Klopt. De bren is een lichte mitrailleur van Engelse makelei.
      In mijn militaire opleiding gebruikten wij hem ook.
      Vrij eenvoudig wapen. Hij liep inderdaad snel warm, dan maakte je gebruik van een wisselloop. Daaraan zat een handvat waarmee je de bren kon dragen. Door dat handvat naar beneden te klappen kreeg je de verwisselloop los. Kenmerkend was het naar voren gebogen magazijn. Vooraan zat een gasregelaar waarmee je de gasdruk in de loop kon regelen..

  2. Ik ben, geloof ik verder gekomen: ik denk dat mijn vader met de stoottroepen is meegegaan, vermoedelijk bat. Heerlen. Die hadden gedeeltelijk Engelse wapens en zijn „ ondergebracht geworden“ bij de Amerikanen.

    Als er hier mensen zijn die bij de stoottroepen zijn geweest, of iemand kennen met informatie over de stoottroepen die uit Heerlen zijn gerecruteerd, dan zou het kunnen zijn dat die de mensen op de foto kunnen identificeren en mij wellicht meer informatie kunnen geven over de route die mijn vader door Duitsland heeft gemaakt. Ik zou daar erg dankbaar voor zijn!

  3. Frans,om de boel vijlig te stellen heb ik de bren moeten aangeven bij de heerlense politie,zij hebben de hoek werkplaats in molenberg brandschoon laten maken waarna ik alles gekontroleerd heb,rest mij te vertellen wat pap alles heeft megemaakt met dit wapen,maar liever niet. albert geelen ,nu verhuist de lindestr.20 terwinselen

  4. Beste Francois en Albert,
    Jullie verhalen heb ik met grote belangstelling gelezen. Veel was mij al bekend, met name over het deel dat over opa en oma in Schaesberg gaat, de ouders van jullie moeder, mijn tante Mia.
    Als we bij jullie waren praatte jullie vader, oom Frans , vaak met mijn vader (jullie oom Wil) over de oorlog onder genot van een goede sigaar. En ja hoor, mij staat nog goed bij dat oom Frans met verve over de bren vertelde.
    Groet,
    Jullie neef Wil

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.