Het ‘Kneepkenspand’, gelegen aan de Dr. Poelsstraat 23, was een relatief klein warenhuis voor textiel en kleding, ontworpen door Frits Peutz in 1939. Men vraagt zich wellicht af, waarom er gekozen is om juist in dit pand een dergelijke museale functie* met een zwaarwichtig thema te laten landen (het monumentale pand is gekocht door de Gemeente Heerlen om hier samen met het bestuur van het museum een vernieuwd Mijnmuseum te realiseren). Bovendien is de ligging relatief decentraal. Echter gaat een dusdanig interessant verhaal schuil achter dat architectonisch fraaie pand, dat dit de keuze voor het Rijksmonument rechtvaardigt. Hieronder volgt een overzicht van de stedenbouwkundige ontwikkelingen, architectonische kenmerken en de bouw- en bestemmingsgeschiedenis van het pand.
De firma Kneepkens breidde gedurende de eerste decennia van de 20e eeuw dusdanig uit, dat er voortdurend behoefte was aan het vergroten van haar winkeloppervlak en ondersteunende bedrijfsoppervlakte. De nieuwste bouwtechnieken en representatieve architectuurinnovaties die bij konden dragen aan het succes van het bedrijf, werden daarom ook nauwlettend in de gaten gehouden. Vlak na de laatste de laatste uitbreiding in van de firma in 1927, deed het ‘Nieuwe Bouwen’ haar intrede als internationale bouwstijl. Architecten streefden destijds naar een nieuwe, zuivere vormentaal gebaseerd op eenvoudige, onversierde, volumes, in tegenstelling tot de traditionele architectuur. Er werd gestreefd naar een fundamenteel nieuwe architectuur die de veranderende tijdgeest reflecteerde.
Vanwege de toenemende welvaart en drang naar vernieuwing, bleek Heerlen de ideale proeftuin voor de bouwstijl en trok derhalve getalenteerde en innoverende architecten aan, waaronder Frits Peutz. Eén van zijn eerdere werken, het Glaspaleis uit 1933, bleek een mijlpaal in zijn voornamelijk in Heerlen opgebouwde carrière. Het was niet verwonderlijk, dat Frits Peutz vervolgens gevraagd werd om diverse publieke bouwwerken en warenhuizen te ontwerpen, waar representatie van groot belang werd geacht.
Met zijn nieuwe, moderne en transparante uiterlijk trekt het Glaspaleis van Schunck nationaal en internationaal de aandacht. Als eigenaren van een winkel die onder andere in textiel handelde, net als de concurrent Schunck in het Glaspaleis, kon de familie Kneepkens niet achterblijven. Er moest een warenhuis van formaat komen met veel licht en ruimte, waarin iedereen kon rondlopen, en alle waar goed kon bekijken. Er werd veel belang gehecht aan het waarnemen van de waren bij voldoende daglicht, zodat de goederen beoordeeld konden worden zoals ze werden ontworpen.
Net als het Glaspaleis bevat pand Kneepkens een veelvoud aan kenmerken van het Nieuwe Bouwen, waarbij in het ontwerp ook aandacht was voor de vijf speerpunten van de bekende moderne architect Le Corbusier (1923-1925):
Les pilotis: de kern van het gebouw moet op zuilen vrij van de grond staan.
Le toit-jardin: het platte dak wordt als buitenruimte ingericht, daktuinen
Le plan libre: vrije indeling dankzij skeletbouw
La façade libre: de gevels zijn geen dragende muren
La fenêtre en longeur: het horizontale panoramaraam
Peutz had het ornament niet verlaten, maar doorontwikkeld en toegepast in zijn ontwerpen.
Hij hanteerde namelijk zijn eigen stijlkenmerken en architectonische ornamenten, zoals de toepassing van Paddenstoelkolommen. Net als het Glaspaleis bevat het pand Kneepkens een vliesgevel met terugkerend stijl- en regelwerk, die los van de constructie is geplaatst en zich over enkele verdiepingen uitstrekt. Hierdoor werd het mogelijk om op een natuurlijke wijze te ventileren, aangezien de warme lucht opsteeg en via de geopende ramen op de hoger gelegen verdiepingen weer naar buiten trad.
Het volume is trapsgewijs oplopend en kent een dakterras. Op de begane grond bevinden zich, net als bij het Glaspaleis, inpandige etalages. De verdiepingsvloeren kenmerken zich door de vrij-indeelbare verkoopruimte en flexibel karakter van de ruimten. Tevens bevat het pand panoramaramen, die voor veel daglicht zorgen maar ook uitzicht bieden op Heerlense stadsgezichten. De constructie bestaat uit paddenstoelkolommen, die vloeiend overgaan in de verdiepingsvloeren. Verder was het trappenhuis een belangrijk architectonisch element in het oorspronkelijke ontwerp. Het trappenhuis was vanuit vrijwel de gehele verdiepingsvloer zichtbaar: Bezoekers werden door het daglicht naar het trappenhuis begeleid. Het trappenhuis wentelde zich via steektrappen en bordessen om de lift heen, een voor die tijd belangrijke technologische ontwikkeling. Wederom een kenmerk, die het pand Kneepkens deelde met het Glaspaleis, al is dit na de laatste restauratie verloren gegaan.
Stedenbouwkundige ontstaansgeschiedenis
Na de aanstelling van burgemeester Van Grunsven in 1926, werd er ondanks de toenmalige crisistijd aandacht geschonken aan de representatie van de stad, ook in termen van architectuur en stedenbouw. Hij wist dat de opkomende metropool van de moderne mijnindustrie niet alleen gebaseerd kon zijn op zijn hard werkende burgers. De culturele armoede in de regio moest worden veranderd door een moderne stad met locaties voor concerten, theatervoorstellingen, literaire avonden en kunsttentoonstellingen.
Naast “huisarchitect” Peutz, nam hij ook een nieuwe stedebouwkundige in dienst, Jos Klijnen. Hij moest vanuit de bestaande situatie Heerlen aan de eisen van een moderne stad laten voldoen. In 1936 besprak Van Grunsven met zowel Peutz als Klijnen over de bouw van een nieuw stadhuis op de plaats van het oude stadhuis. Er was nauwelijks enige ontwikkeling op deze site geweest en daarom was er voldoende ruimte om iets nieuws en geweldigs te creëren. Er moest een groot plein zijn met indrukwekkende gebouwen. Dit zou het nieuwe, moderne hart van Heerlen zijn. De Romeinse geschiedenis werd de belangrijkste bron van inspiratie voor deze stedelijke ontwikkeling, dit bleek ook uit de naam: Plan Coriovallum, een verwijzing naar de Romeinse nederzetting te Heerlen.
De mogelijkheden voor zo’n nieuw, modern stadshart lagen dus achter het oude gemeentehuis. De komst van de HEMA naar Heerlen was hierin de eerste katalysator. Er werd door de Rooms katholieke middenklasse geprotesteerd over de vestiging van de ‘Eenheidsprijzen Maatschappij Amsterdam’ in Heerlen. Uiteindelijk zag de gemeente Heerlen in dat de bouw van een winkel op het huidige Pancratiusplein niet mogelijk was, aangezien er al een verkeersproblematiek bestond ter hoogte van de Akerstraat en de Emmastraat. Bovendien had de gemeente en de deken al een afspraak over het vrijleggen van de Pancratiuskerk. Toen vervolgens bleek dat de Hema niet in Heerlen wilde blijven, zocht de gemeente naar een alternatieve locatie (1).
In de onderhandelingen speelde burgemeester van Grunsven een belangrijke rol. Hij wist de Hema te overtuigen om een nieuw, modern gebouw op te richten bij het nieuw te realiseren stadshart nabij het nieuwe raadhuis, wat tot dat moment ook wel het moeras achter het oude stadhuis werd genoemd (2). ‘Projectontwikkelaar’ Dura en Hema dwongen af, dat een doorgang werd gerealiseerd vanaf de Geleenstraat tot aan het nieuwe Raadhuisplein. Dit vond plaats door de belangrijkste straat in Heerlen, de Saroleastraat, te verlengen middels het afbreken van enkele panden aan de Geleenstraat. Deze “Verlengde Saroleastraat” werd later de huidige Dr. Poelsstraat. Om deze ontwikkeling te realiseren, moest een deel van het perceel van de familie Kneepkens gekocht worden om een redelijk brede straat met nieuw plaveisel te maken. Zoals aangegeven waren de eerste winkelpanden van Kneepkens gevestigd aan de Akerstraat, waardoor de achtererven grensden aan het te ontwikkelen gebied aan de Verlengde Saroleastraat. De benoemde onderhandelingen hebben ongetwijfeld meegespeeld in de totstandkoming van het warenhuis Kneepkens.
Middels prominente architectuur heeft men getracht om een representatieve locatie te ontwerpen, die zich letterlijk afkeerde van het bestaande centrum. De uiteindelijke uitvoering van het plan Coriovallum kenmerkt zich door verschillende bouwfasen, die in verschillende tijdsperioden werden uitgevoerd (mede door toedoen van de Tweede Wereldoorlog). De eerder geplande kapel, het theater en een cultureel centrum aan het plein waren inmiddels van de baan. Wél was het een echt winkelgebied geworden, waar later ook de V&D en de C&A zich vestigden. Vanwege de status als aanlooproute naar het centrum (inclusief enkele populaire winkels aan de Dr. Poelsstraat/Verlengde Saroleastraat) en aansluiting op de hoofdslagader Saroleastraat, maar ook vanwege aanwezigheid van een parkeerplaats op het stadhuisplein, was er voldoende bedrijvigheid en levendigheid rondom het stadhuis.
De geschiedenis van de firma Kneepkens en de geleidelijke ontwikkeling en uitbouw van het winkelvastgoed was nauw verbonden met de ontwikkeling van Heerlen ten gevolge van de mijnindustrie en het aanzien van de stad. Stedenbouwkundig gezien was het pand Kneepkens en de voormalige Hema van groot belang voor de doorbraak en de ontwikkeling van een nieuw stadscentrum, waarvan de potentie nooit geheel tot uiting is gekomen. Dit had onder andere te maken met nieuwe, grootschalige stedenbouwkundige ontwikkelingen zoals de aanleg van de Promenade.
Op de afbeeldingen hiernaast is de verlengde Saroleastraat weergegeven anno februari 1940. Op de eerste foto is rechts warenhuis Kneepkens te zien en links de Hema. Op de andere foto’s is rechts de in aanbouw zijnde Hema te zien en links Kneepkens.
De onderstaande afbeelding geeft de Dr. Poelsstraat/Verlengde Saroleastraat in 1959 weer.
Bestemmingsgeschiedenis
Op 12 en 13 april 1940 werd Heerlen aldus aangevuld met twee speciale gebouwen. Hema en Kneepkens openden hun nieuwe winkels op het nieuw ontwikkelde raadhuisplein. De komst van de Hema en Kneepkens waren een van de eerste concrete veranderingen in het centrale gebied met als doel Heerlen tot centrum en tot hoofdstad van het Limburgse mijngebied te maken.
Toen Kneepkens en Hema voor het eerst binnen een dag na elkaar open gingen, was er veel aandacht voor deze gebouwen. “Het nieuwe gebouw van warenhuis Kneepkens deelde in het algemeen belang. Hier namen veel mensen de lift om te genieten van het panorama op het dakterras, waar de concurrentie zichtbaar was vanuit een ander prachtig uitzicht.“ Dit was duidelijk een verwijzing naar Schunk’s Glaspaleis, het grootste en meest succesvolle warenhuis op dat moment. De firma Kneepkens bleek de meest serieuze concurrent van Schunck te zijn.
Excursies uit heel Nederland en het buitenland werden georganiseerd om te zien wat er werd gevestigd in de Dr. Poelsstraat en op het Raadhuisplein. Het Hema-gebouw heeft een opvallende gebroken wand aan de Dr. Poelstraat, die reageert op de uitwijking van de straat. Het warenhuis Kneepkens zou in eerste instantie opgenomen moeten worden in een gesloten straatwand, maar in eerste instantie heeft het gefungeerd als een zelfstandig architectonisch bouwwerk. Eind 1949 vond de verkoop van gemeentegrond -het perceel naast pand Kneepkens- plaats ten behoeve van een nieuw te realiseren pand, alwaar de C&A zich zou vestigen. Tien jaar later werd een hypermoderne vestiging van Vroom & Dreesmann geopend, geïnspireerd door de Amerikaanse Supermarkets. Hoewel dit in eerste instantie het belang van de Verlengde Saroleastraat bevestigde, betekende dit ook een toename in concurrentie voor het warenhuis.
Het Raadhuisplein was op dat moment nog altijd een van het centrum afgekeerde locatie, die door het verdwijnen van de parkeerplaats op het stadhuisplein aan levendigheid had ingeboet. De belangrijkste oorzaak hiervoor was echter de verandering van looproutes en het ‘kernwinkelgebied’: De grote doorbraak in het stadscentrum, de Promenade, werd in het begin van de jaren 60 gerealiseerd.
In 1961 werd warenhuis Kneepkens verkocht aan C & A, dat zo twee panden naast elkaar in bezit kreeg. Het was de bedoeling dat pand Kneepkens ooit opgenomen werd in een straatwand, wat ook gebeurde met de komst van het belendende C&A gebouw. Het is waarschijnlijk, dat destijds de muren van de aan elkaar grenzende winkels werden doorgebroken. Zo ontstond een groot winkelvolume. Na het vertrek van C&A naar het nieuwe winkelcentrum ‘t Loon, was Vroom en Dreesman (rond 1965), het ABP (rond 1971) en Computer Centrum Limburg (vanaf 1975) in het samengevoegde winkelcomplex gehuisvest. Vanaf de jaren 90 heeft nog een softwarebedrijf, lederwinkel, reisbureau en uitzendbureau in het pand gezeten, waarna het voormalige warenhuis leeg kwam te staan. Door een brand in de jaren 80, werd het bestaande winkelpand aan de Akerstraat van Jan Stuyt verwoest. De passage is mogelijk al eerder in onbruik geraakt, toen de firma Kneepkens ophield te bestaan.
Nadat het pand Kneepkens nog diverse gebruikers had gehuisvest, kwam het pand in het midden van de jaren 90 leeg te staan en was het voortbestaan van het gebouw in het gedrang geraakt. Via het Monumenten Inventarisatie Project en het Monumenten Selectie Project werd het pand toegevoegd aan de rijksmonumentenlijst in 1999. Men erkende dus dat dit gebouw uit de periode 1850-1940, een zodanige waarde hebben dat de bescherming als monument van ‘nationaal belang’ gerechtvaardigd is. Echter bevond het warenhuis en het naastliggende pand zich destijds al in een slechte conditie. Vanwege de verbinding tussen de twee panden en de sloop van het naastliggende pand, is het voormalige warenhuis Kneepkens vervolgens maandenlang opengesteld geweest aan weer en wind.
Van zorgenkindje tot stralend middelpunt
Hoewel het pand Kneepkens werd opgenomen in een plan tot herontwikkeling van dit gebied, liet de nieuwbouw van de geplande belendende panden lang op zich wachten. In 2006 werd het pand opnieuw opgeleverd na een restauratie. Het monumentale warenhuis maakte onderdeel uit van een binnenstedelijk project. Het project bestond uit 41 appartementen en commerciële ruimten op de begane grond. Hoewel het exterieur van pand Kneepkens werd gerestaureerd, is het pand allesbehalve gebruiksklaar. Het interieur werd volledig gestript, waardoor slechts het gehavende casco overbleef. Het monument werd afgescheiden van het belendende, nieuw gerealiseerde woningcomplex.
Onder het complex is een parkeergarage gerealiseerd voor de bewoners en gebruikers van het complex. De kelder van pand Kneepkens is voor dit doeleinde benut en maakt zodoende geen onderdeel meer uit van het monument. Bij de restauratie vond eveneens een ingrijpende verandering plaats ter hoogte van het trappenhuis, dat werd opgedeeld om toegang te krijgen tot zowel het aangrenzende appartementencomplex alsook het pand Kneepkens zelf. Dit had gevolgen voor de esthetische en ruimtelijke kwaliteiten van het trappenhuis. Ook is er geen toegang meer tot het dakterras van Kneepkens, terwijl de bovenste verdieping van het appartementsgebouw op dezelfde hoogte wel toegankelijk is.
Het pand staat ondertussen ongeveer 20 jaar leeg. Tussentijds schatte Theo Lenartz het pand op waarde en maakte gebruik van de open ruimten om zijn kunst te maken en tentoon te stellen. Na jaren van leegstand en verval, krijgt het in vergetelheid geraakte pand Kneepkens dan toch ook in bredere zin de waardering die het verdient. De gemeente Heerlen zal het pand overnemen en in samenwerking met Stichting Carboon (het Nederlands Mijnmuseum) ontwikkelen tot Mijnmuseum. Echter zal het geen traditioneel mijnmuseum worden, want er zijn legio voorbeelden van musea die de steenkoolexploitatie en alles wat daarbij komt kijken, centraal stellen. Ook zal het traditionele mijnmuseum in de schacht van de voormalige O.N. I gehuisvest blijven. Het mijnmuseum in pand Kneepkens moet uiteindelijk een verhaal gaan vertellen over de opkomst, ondergang en wedergeboorte van Heerlen en in bredere zin de regio Parkstad als gevolg van de mijnindustrie en haar nalatenschap.
*) Eén van de doelstellingen is om de enorme impact van het mijnverleden inzichtelijk en beleefbaar te maken. Onderdeel van de nieuwe plannen is een ‘shop-in-shop’-concept, waarbij een referentie wordt gemaakt naar de oorspronkelijke bestemming van het pand. In pand Kneepkens zullen vier verhaallijnen (zwart, goud, grauw en groen) de periode van de mijnindustrie vanuit verschillende benaderingen vertellen.
Verhalen, anekdotes en foto’s
In de toekomst verschijnt er een deel 2 geschreven door Rob Smeets, dat mede gevormd wordt met behulp van ingezonden verhalen en foto’s. Hij roept daarom iedereen nù al op om verhalen, anekdotes en foto’s van het gebouw op te sturen. Delen kan onder dit verhaal of via redactie@heerlenvertelt.nl