Met het verstrijken van de jaren verdwijnen de herinneringen aan en de verhalen over centrale figuren, die de geschiedenis van de stad Heerlen mede hebben mogen bepalen. Nou is het niet mijn bedoeling de verdiensten van mijn vader chronologisch te gaan opsommen. Dat laat ik liever aan anderen over die meer bekend zijn met zijn werkzaamheden en hopelijk een beter en objectiever beeld voor het nageslacht kunnen vastleggen.
Maar ontegenzeglijk heeft hij gedurende zijn werkzame leven, vanaf het prille begin in 1941, de aandacht bij de bestuurders weten vast te houden voor de Romeinse geschiedenis en “het badhuis”. Daarnaast vervulde hij zeker ook een pioniersrol in het ontrafelen van het Middeleeuwse Herle en haar ‘landsfort’, een term die uit zijn koker komt. Hij deed dit middels volhardend en uitputtend archiefonderzoek en door vele reizen naar archieven te maken in de ons omringende landen en tot in Spanje aan toe. Tot aan zijn overlijden bleef hij, tegen de tijdsgeest in, strijden voor het conserveren van Heerlense mijngebouwen en haar architectuur. Het behoud van, onder andere, het liftgebouw ON1 is daar een stil bewijs van!
Voor mij is dit stukje eerder een korte illustratie van hoe ik, als klein mannetje, een wereld ontdekte, waar ik volwassenen leerde kennen en observeren, dat archieven op volwassenen een magische aantrekkingskracht kunnen uitoefenen en de muffe geur van archiefstukken mij altijd is bij gebleven.
Stelt u zich voor. Een 5-6 jarig jongetje die nieuwsgierig de wereld inkijkt en vooral niet rustig thuis op een stoeltje zijn spelletjes speelt. Hij wilde zijn omgeving leren kennen. En wat is dan meer voor de hand liggend dan te willen weten waar je vader zijn brood verdient. Dus op een middag ga ik op pad. Welke route moet hij nemen zal u denken. Of hoe weet hij waar hij zijn vader zal vinden? Geen idee. Alleen in welke richting ik moest lopen was duidelijk. Naar en voorbij het Bekkerveld. Want dat was de richting waar ik mijn vader iedere ochtend en middag zag vertrekken. En ik ook vaker een stukje mee mocht lopen. Maar de precieze werkplek wist ik niet en uiteindelijk eindigde mijn eerste reis op het Tempsplein. Blijkbaar viel ik op en een bezorgde volwassene bracht mij naar huis. U kan zich voorstellen dat mijn drang naar avontuur door mijn moeder niet met applaus werd ontvangen. Maar goed. Blijkbaar heb ik de weken/maanden erna gebruikt de lacune aan informatie weg te werken. Ik had begrepen dat de hoofdingang van het stadhuis niet de meest geschikte plek was. Er was een andere wat meer afgelegen ingang! Een betere toegang was aan de achterkant van het raadhuis, links een steegje inlopen waar ook de oprit, naar ik meen, van het magazijn van de V&D was te vinden. Een wat armmoedige plek vond ik! De hele toegang was wat deprimerend. Een zware ijzeren deur met melkglas moest ik open duwen.
En daar stond ik dan in de kelder van het raadhuis. Spannend! Waarschijnlijk had ik een florissantere werkomgeving in gedachte. Waar naartoe te gaan? De geur van oud papier overviel mij. Het was zó stil. En ook iets anders was nieuw. Een vrouwenstem trok mijn aandacht. Later bleek zij de centrale telefoniste te zijn van het raadhuis, weggestopt in een kamertje met een gigantisch grote installatie van lampjes, schakelaars en draden. Zij was alleraardigst en verbaasd natuurlijk. Een warme vrouw waar ik nog met veel vreugde aan terug denk. De eerste keer heeft zij mij door een doolhof van gangen en metershoge stellages vol met dozen naar “het kantoor” van mijn vader gebracht. Hem vinden was mij nooit gelukt. Overal lagen stapels papier en dozen en ergens tussen al dat papieren geweld zat hij, klein van stuk, verdiept in zijn werk. Ik herinner mij nog zijn verbaasde blik en daarna de lach op zijn gezicht. Missie geslaagd. Een aantal jaren heb ik hem daar spontaan opgezocht. Soms was hij er niet, maar de telefoniste was dan second best. Ik heb hem wel verteld dat, naar mijn mening, hij toch meer verdiende dan zo’n schamele werkomgeving met beperkte faciliteiten. Mijn vader beaamde dat, maar voor hem was de wetenschap belangrijker dan de entourage.
Op enig moment vond de gemeente blijkbaar ook dat het archief en zijn personeel een betere plek verdienden en verhuisde de hele dienst naar de achterkant (wederom) van de stadschouwburg. Een geweldige vooruitgang in zijn ogen. Veel ruimte en natuurlijk licht! Mijn eerste bezoek aldaar was impressionant! De toegang en een tientallen meters lange gang was volledig gevuld met dozen en nog eens dozen. Beschreven met onbegrijpelijke tekens en kleuren. De dienst was ook uitgebreid met twee jonge personeelsleden. Een opmerkelijke verruiming in manuren én verfrissende mentaliteit. Er waren nu meerdere werkplekken en weinig ruimte waar je kon lopen. De toegang tot zijn kamer was haast verspert met dozen. De ruimte leek wel een balzaal zo groot. En daar zat hij dan. Haast niet te zien. Achter een gigantisch bureau. Vol met papier, dozen en wat nog meer? Dat ben ik vergeten. Maar de overrompelende hoeveelheid aan archiefstukken, de geur van papier en zijn uitstraling van: “Dit is mijn plek en hier ben ik gelukkig”. Dat is mij altijd bij gebleven.
Gaandeweg keerde de orde en rust terug en werd de dienst, onder zijn leiding, een modern functionerend archief. Niet alleen voor de gemeente maar evenzeer toegankelijk (vooral op zaterdag) voor amateurhistorici, stamboom-onderzoekers, heemkundeverenigingen en wie nog meer. Hij was bereid en beschikbaar voor raad of stimulans bij vastgelopen onderzoek.
Tijdens zijn carrière heeft mijn vader talloze lezingen in binnen- en buitenland gegeven. Alles werd tot in de puntjes voorbereid en hij genoot ervan zijn kennis te kunnen delen. In die tijd was het gebruik van dia’s hét middel bij uitstek een lezing met beeldmateriaal te ondersteunen. En dus werd de technische know how van dienst ingeschakeld!
Deze keer betrof het een lezing in Parijs aan de faculteit geschiedenis van de universiteit “de Sorbonne”. Een prestigieuze uitnodiging naar ik begreep. Achteraf weet ik niet meer in welke context e.e.a. was georganiseerd. Aan mij werd gevraagd of ik hem wilde vergezellen en behulpzaam zijn bij het bedienen van de projector. Ik heb mijn vader nog nooit zó nerveus gezien. De hele tekst en discussie werd natuurlijk – voor hem geen probleem – in het frans gevoerd. Maar hij verdedigde, na nieuwe broninformatie en studie, een discutabele stelling met de crème de la crème en vakgenoten. De middag verliep vlekkeloos en zijn inzichten en conclusies werden gewaardeerd en aanvaard. Missie geslaagd. En wij hebben genoten van de Franse keuken die avond.
Zulke reisjes verliepen niet altijd vlekkeloos. Een bezoek aan het archief van Besançon, ergens in de zestiger jaren, samen met een paar redactieleden van het blad “Het land van Herle”, verliep heel anders. De heren waren van plan een volle week, waarvan 4 reisdagen, onderweg te zijn. U moet zich voorstellen dat het internettijdperk nog niet bestond en dus elk buitenlands archiefbezoek zorgvuldig moest worden voorbereid.
Het noodlot sloeg echter toe doordat een Franse bestuurder frontaal op zijn auto botste en verder reizen onmogelijk werd. De Franse bestuurders probeerden tot overmaat van ramp de situatie ter plekke nog naar hun hand te zetten om de schuldvraag te verleggen, maar ze hadden geen rekening gehouden met een auto vol vloeiend Frans sprekende Nederlanders… Binnen twee maanden vertrok het gezelschap in een nieuwe auto wederom richting Besançon, met als motivatie dat het hele project (de secure voorbereidingen in Nederland en het noeste werk van de Franse beambten) van belang was en daarom moest worden afgerond.
Niets leek mijn vader te weerhouden om de onderste steen boven te krijgen in zijn speurtocht naar Heerlens’ middeleeuws verleden of andere Heerlense historiën. Ook niet toen hij in 1976 – na twee jaar uitstel om zijn opvolger dhr. Chambile in te werken – eindelijk met pensioen was. En zelfs niet op vakantie. De wetenschap bood hem geen rust. Een afspraak ter bestudering van stukken in het nationale archief in Valladolid wordt gepland.
Vol enthousiasme vertelt hij ons over de ontmoetingen en gebeurtenissen. Maar bovenal is hij enthousiast over een bepaald archiefstuk waarvan de inhoud fundamenteel nieuwe inzichten lijkt te geven. Nadere studie is vereist!
Helaas verijdelde zijn plots overlijden een nieuw avontuur.
Ik heb in een korte bijdrage gepoogd u een indruk te geven van mijn herinneringen over dit onderwerp en op welke wijze mijn vader zich ten dienste heeft gesteld aan de wetenschap en aan de geschiedenis van de stad Heerlen. Wat hem heeft gedreven en waarom hij zijn werkzame leven en zelfs ook nog daarna zo volhardend zijn weg zocht in een uiterst gespecialiseerd historisch onder-werp is voor mij een raadsel. Een ding weet ik zeker. Hij heeft ervan genoten. Vanaf mijn achttiende trok ik er geregeld met mijn vader op uit, als ‘chauffeur’. Altijd was het spannend en achteraf zat dan een tevreden vader naast mij in de auto. Zwijgend en overpeinzend. Alles in dienst van Heerlen en de wetenschap. Wel te verstaan.
Verhelderend om te lezen welke reizen Leo van Hommerich heeft ondernomen. Inderdaad een wetenschapper met passie en vakman die alles in huis had om de middeleeuwse geschiedenis van de stad goed te kunnen bestuderen (Latijn, Frans, Middel-Nederlands, Paleografie, algemene en institutionele geschiedenis). Vind maar weer eens zo iemand.
Enkele van genoemde lezingen zijn nog op papier te vinden in zijn persoonlijke collectie bij Historisch Centrum Limburg/ Rijckheyt in Heerlen.
Wel een kleine correctie: Zijn opvolger was niet dhr. Chambile, maar Jo Jamar.
Dag Jos van Hommerich bij toeval lees ik jouw delaas over jouw vader. Wij hebben samen op de Tarciciusschool gezeten. Jullie woonden aan de Annalaan (als ik mij goed herinner) wij aan de Bongaertslaan 7. Jouw moeder was een stuk jonger dan jouw vader. Laten wij contact maken via j.hendrikx@nederlendsjeugdontbijt.nl 0653187133. Ik woon nu in Rosmalen en ben bijna 50 jaar getrouwd met Jelleke Lenglet die toe in de Caumerbeeklaan woonde. Hartelijke groet Jacques Hendrikx